Statusdiagnose en storingen opheffen
Weergave van
De inverter beschikt over een systeem-zelfdiagnose die een groot aantal mogelijke fouten
statusmeldingen
zelfstandig herkent en op het display weergeeft. Hierdoor kunnen defecten van de inverter
en de fotovoltaïsche installatie alsmede installatie- en bedieningsfouten snel worden op-
gespoord.
Indien de systeem-zelfdiagnose een concrete fout heeft gevonden, wordt de bijbehorende
statusmelding op het display weergegeven.
BELANGRIJK! Kortstondig aangegeven statusmeldingen kunnen gevolg zijn van het re-
gelgedrag van de inverter. Werkt de inverter vervolgens storingsvrij verder, dan is geen
fout aanwezig.
Volledig uitvallen
Blijft het display langere tijd na zonsopgang donker:
van het display
-
Statusaflezingen -
Statusaflezingen van klasse 1 treden meestal slechts tijdelijk op en worden door het open-
Klasse 1
bare stroomnet veroorzaakt.
Voorbeeld: De netfrequentie is te hoog en de inverter mag op basis van een standaard
geen energie aan het net leveren. Er is geen storing in het apparaat opgetreden.
De inverter reageert vervolgens met een scheiding van het net. Vervolgens wordt het net
gedurende de voorgeschreven bewakingsperiode gecontroleerd. Wordt na deze periode
geen storing meer vastgesteld, dan zet de inverter de levering van energie aan het net
weer voort.
Afhankelijk van de landspecifieke setup is de softstart-functie GPIS geactiveerd:
overeenkomstig de nationale richtlijn wordt na een uitschakeling naar aanleiding van een
AC-storing het uitgangsvermogen van de inverter permanent verhoogd.
Code
Beschrijving
102
AC spanning te hoog
103
AC-spanning te laag
105
AC-frequentie te hoog
106
AC-frequentie te laag
107
AC-net niet aanwezig
108
Eilandfunctie herkend
112
Fout RCMU
Statusaflezingen -
De klasse 3 omvat statusaflezingen die tijdens levering aan het net kunnen optreden, maar
Klasse 3
in principe niet tot een duurzame onderbreking van levering aan het net leiden.
Na de automatische scheiding van het net en de voorgeschreven netbewaking probeert de
inverter de levering aan het net weer te starten.
AC-spanning op aansluitingen van inverter controleren:
de AC-spanning moet 220/230 V (+ 10% / - 5%) respectievelijk 380/400 V (+ 10% / -
5%) bedragen.
Gedrag
Zodra de netcondities na uit-
voerige controle het toelaatba-
re gebied weer hebben bereikt,
begint de inverter opnieuw met
de levering aan het net.
Verhelpen
Netaansluitingen controleren;
indien de statusaflezing conti-
nu wordt weergegeven, neem
dan contact op met uw installa-
tiemonteur
173