Anleitung_TCIW_100_EX_BE_SPK7__ 29.09.14 09:21 Seite 24
NL
Gevarenbronnen bij booglassen
Bij het booglassen bestaan heel wat geva-
renbronnen. Daarom is het voor de lasser
zeer belangrijk onderstaande regels op te
volgen, om zichzelf en anderen niet in ge-
vaar te brengen en schade aan mens en
toestel te voorkomen.
1. Laat werkzaamheden aan de netspan-
ningszijde, bijv. aan kabels, stekkers,
stopcontacten enz. alleen door een
vakman uitvoeren. Dat geldt in het bij-
zonder voor het aanmaken van tus-
sen-kabels.
2. Bij ongevallen de lasstroombron on-
middellijk van het net loskoppelen.
3. Indien er elektrische contactspannin-
gen optreden, het toestel onmiddellijk
uitschakelen en door een vakman la-
ten controleren.
4. Aan de lasstroomzijde altijd voor
goede elektrische contacten zorgen.
5. Tijdens het lassen altijd aan beide
handen isolerende handschoenen dra-
gen. Deze be-schermen tegen elektri-
sche schokken (nullast-spanning van
de lasstroomkring), tegen schadelijke
straling (hitte en uv-straling) en tegen
gloeiend metaal en slakkenspatten.
6. Draag stevige, isolerende schoenen
die ook in natte omstandigheden isole-
ren. Lage schoenen zijn niet geschikt,
omdat neervallende gloeiende metaal-
druppels brandwonden kunnen ver-
oorzaken.
7. Trek geschikte kleding aan, geen syn-
thetische kledingstukken.
8. Niet met onbeschermde ogen in de
lichtboog kijken; alleen een lasbril met
voorgeschreven veiligheidsglas vol-
gens DIN dragen. De lichtboog geeft
behalve licht- en warmtestralen, die
ver-blinding resp. verbranding veroor-
zaken, ook uv-stralen af. Deze on-
zichtbare ultraviolette straling veroor-
zaakt bij onvoldoende bescherming
24
een uiterst pijnlijke bindvliesontsteking
die pas enkele uren later wordt ge-
voeld. Bovendien heeft de uv-straling
op onbeschermde lichaamsdelen
schadelijke zonnebrandeffecten tot
gevolg.
9. Ook personen of helpers die zich in de
buurt van de lichtboog bevinden, moe-
ten op de gevaren worden gewezen
en met de nodige bescherm-middelen
worden uitgerust; indien noodzakelijk,
beschermende wanden inbouwen.
10. Bij het lassen moet, vooral in kleine
ruimtes, voor voldoende toevoer van
verse lucht worden ge- zorgd, daar
rook en schadelijke gassen ontstaan.
11. Aan vaten waarin gassen, brandstof-
fen, minerale oliën of dergelijke wor-
den bewaard, mogen – ook als ze al
lange tijd leeg zijn – geen laswerk-
zaam-heden worden uitgevoerd, daar
mogelijke resten voor explosiegevaar
zorgen.
12. In vuur en ruimtes met explosiegevaar
gelden bijzondere voorschriften.
13. Lasverbindingen die aan grote belas-
tingen zijn blootgesteld en absoluut
aan veiligheidsvereisten moeten vol-
doen, mogen uitsluitend door speciaal
opgeleide en gediplomeerde lassers
worden uitgevoerd.
Voorbeelden: drukketels, looprails,
trekhaken enz.
14. Opmerkingen
Men dient er beslist aan te denken dat
de aard-geleider in elektrische installa-
ties of toestellen bij nalatigheid door
de lasstroom kan worden ver-nield,
bijv. als de aardingsklem op de kast
van het lastoestel wordt gelegd wan-
neer dit met de aardgeleider van de
elektrische installatie is ver-bonden.
De laswerkzaamheden worden uitge-
voerd aan een machine met een aard-
geleider-aansluiting. Het is dus moge-