camera overgebracht en zorgt in de zoeker van de camera
voor een overeenkomstige aanduiding (zie de gebruiksaan-
wijzing van de camera).
Als u een opname maakt voordat de aanduiding van flit-
sparaatheid verschijnt, wordt geen flits ontstoken en zal de
opname onder bepaalde omstandigheden te krap belicht
worden.
Zodra de flitser opgeladen is, kan door te drukken op
de handontspanknop op de mecablitz, een proefflits
met volle energie worden ontstoken.
5.2 Automatische omschakeling naar de flitssynchronisatietijd
Afhankelijk van het type camera en de daarop ingestelde
functie wordt, zodra de flitser gebruiksklaar is, de belich-
tingstijd van de camera automatisch naar de flitssynchroni-
satietijd omgeschakeld (zie de gebruiksaanwijzing van de
camera).
Kortere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd kun-
54
nen niet worden ingesteld, c.q. worden naar de flitssynchro-
nisatietijd omgeschakeld. Sommige camera's beschikken
over een bereik aan flitssynchronisatietijden, bijv. van 1/30
s. tot 1/125 s. (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
Welke flitssynchronisatietijd de camera dan stuurt, hangt
dan af van de op de camera ingestelde functie, van de
omgevingshelderheid en van de brandpuntsafstand van het
op de camera gebruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd kun-
nen, afhankelijk van de camerafunctie wél worden gebruikt.
Alleen mecablitz 36 AF-3 M:
Bij ingeschakelde flitser en heldere omgeving moet u er op
letten, dat u in de camerafunctie "Program P" en bij de
onderwerpsprogramma's geen belichtingstijd, korter dan de
flitssynchronisatietijd instelt. Indien de camera kortere
belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd instelt, kunt u,
door te drukken op de "toets voor de belichtingssturing" op
de camera, de belichtingstijd tot de flitssynchronisatietijd