De noodcode is een bij de montage ingesteld getal met
5 cijfers. Het is belangrijk om deze code te onthouden. De
instelling van de code kan naar uw wens worden gewijzigd.
De codewijziging wordt door een erkende service van Ško-
da Auto verzorgd. Gebruik geen geboortedata en derg., daar
deze door een potentiële dief nogal gemakkelijk te achter-
halen zijn.
UW NOODCODE IS:
Ga bij het ingeven van de noodcode als volgt te werk:
- De noodcode alleen bij autoalarm aan en na het verstrek-
ken van de zgn. immuniteitperiode of na het afgaan van de
anti-kidnapping functie gebruiken.
- Nadat het voornoemde plaatsvond, het sleuteltje in de
ontsteking doen en naar de positie „aan" draaien. Controle-
lampjes op het dashboard van de wagen lichten op.
- Dan de sleutel naar de oorspronkelijke positie terugdraaien.
NL
Het autoalarm is klaar om de noodcode in te geven. De LED
diode begint te knipperen. De knipperende LED diode geeft
de getallenvolgorde weer.
- Geef de code in (bevestig het) door de noodknop, geplaatst
achter de zijkap van het dashboard aan de bestuurderkant,
in te drukken, op het moment wanneer de LED diode het
juiste getal aangeeft door het aantal knippersignalen. Bijvo-
orbeeld om het cijfer 3 van de noodcode in te geven, de no-
odknop op het moment indrukken, wanneer de LED diode
driemaal achter elkaar heeft geknipperd, nadat de modus
voor ingeven van noodcode is geactiveerd of nadat de vori-
ge keer op de noodknop is gedrukt.
- Na elke bevestiging van het codecijfer volgt het aftellen van
het volgende cijfer van de noodcode die weer op het goe-
de moment moet worden bevestigd. Op deze wijze worden
alle 5 cijfers van de noodcode ingegeven. Na bevestiging
van het laatste cijfer van de noodcode is het autoalarm uit-
gezet.