5.2.2
Inschakeltoets
De inschakeltoets (afb.8.A) wordt gebruikt voor:
Inschakeling van de machine.
1.
Door te drukken op de toets (afb.8.A)
gaat de LED (afb.8.B) aan, de
machine is nu klaar voor gebruik.
OPMERKING De inschakeling
van de machine is enkel mogelijk als
de aanwezigheidscontrolehendel en
de tractiehendel zijn losgelaten.
OPMERKING Indien de machine
niet gebruikt wordt, gaat de LED na 15
seconden uit en moet men de hiervoor
vermeldde handeling herhalen.
Inschakeling van de maai-inrichting.
2.
OPMERKING De inschakeling van de
maai-inrichting is enkel mogelijk wanneer
de hendel aanwezigheid operator tegen
de steel gedrukt wordt (zie par. 6.3).
Uitschakeling van de maai-inrichting.
3.
Laat, met de maai-inrichting ingeschakeld,
de hendel aanwezigheid operator los
(Afb.7.A); het maaimechanisme stopt
terwijl de machine ingeschakeld blijft.
5.2.3
Aandrijfhendel
BELANGRIJK De start van de motor moet altijd
gebeuren wanneer de tractie niet is ingeschakeld.
Deze hendel schakelt de aandrijving aan de wielen
in en staat de voortbeweging van de machine toe.
Deze bevindt zich achter de steel.
Tractie ingeschakeld. De
vooruitbeweging van de grasmaaier
gebeurt wanneer de hendel tegen
de handgreep wordt geduwd
(Afb.7.B). De vooruitbeweging van de
grasmaaier wordt gestopt wanneer
de hendel wordt losgelaten.
BELANGRIJK De machine niet achteruit
trekken bij ingeschakelde aandrijving.
Voor bepaalde modellen kan de
voortbewegingssnelheid ingesteld worden via de
keuzeknop aan de rechter kant van de steel (afb.8.C).
Men kan 6 verschillende snelheidsniveaus kiezen.
1.
Maximumsnelheid (ongeveer 5 Km/h).
2.
Minimumsnelheid (ongeveer 2,5 Km/h).
OPMERKING Het laatst gekozen snelheidsniveau
blijft ook na de uitschakeling van de machine ingesteld.
5.2.4
Toets "ECO"
De functie "ECO" staat toe energie te besparen tijdens
het grasmaaien, en zo de autonomie van de accu te
verbeteren. Om de functie "Eco" in of uit te schakelen,
drukt men op de
knop (afb.8.D).
Deze functie wordt steeds uitgeschakeld wanneer men
de hendels aanwezigheid
bediener loslaat.
OPMERKING Men raadt het gebruik van de
functie "ECO" af bij moeilijke maaicondities
(maaien met dicht, hoog, vochtig gras).
5.3
AFSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
Door het chassis omlaag of omhoog te brengen, kan
het gras op verschillende hoogtes gemaaid worden.
Doe dit enkel wanneer het maaimechanisme stil staat.
De hoogteverstelling van de maaihoogte
gebeurt aan de hand van de daarvoor bestemde
hendel (afb.9.A) die de chassis omhoog of
omlaag brengt tot op de gewenste positie.
6.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
De veiligheidsnormen die in acht genomen moe-
ten worden, zijn beschreven in hfdst. 2. Neem deze
aanwijzingen strikt in acht om geen ernstige risico's of
gevaren te lopen.
6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Alvorens te beginnen met werken, dienen er
enkele controles en handelingen uitgevoerd te
worden om er zeker van te zijn dat het werk op de
meest nuttige en veilige manier zal verlopen:
Controleer dat de contactsleutel niet in zijn houder zit.
Plaats de machine horizontaal en stevig op het terrein.
6.1.1
Controle van de accu
Alvorens de machine voor de eerste keer te gebruiken
na de aankoop, moet men de accu volledig opladen,
volgens de aanwijzingen in de handleiding van de accu.
Controleer, vòòr ieder gebruik, de status van de accu
volgens de aanwijzingen in de handleiding van de accu.
6.1.2
Afstelling van de maaihoogte
Stel de maaihoogte af zoals aangegeven in (par. 5.3).
6.2
VEILIGHEIDSCONTROLES
Voer de volgende veiligheidscontroles uit en
controleer of de resultaten overeenstemmen
met wat aangegeven is in de tabellen.
NL - 6