3.6
Eerste rit
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met de bediening van uw scooter voordat u deze op
drukke en mogelijk gevaarlijke plekken gaat gebruiken. Oefen eerst op een ruime, open
plaats met weinig omstaanders.
1.
Zorg ervoor dat:
de scooter op vlakke ondergrond staat, waarbij alle wielen de grond raken;
o
de batterij volledig opgeladen is, zie § 3.5;
o
de motor gekoppeld is, zie § 3.3;
o
de banden de juiste druk/spanning hebben, zie § 4.1;
o
u de juiste zithouding heeft, zie § 3.1.1.
o
2.
Zet de scooter aan, zie § 3.2.
3.
Draai de snelheidregeling (26) in de laagste stand (tegenklokwijzerszin).
4.
Plaats beide handen op de handgrepen van de stuurkolom.
5.
Trek lichtjes aan de rechtse bedieningshendel (25) om naar voor te rijden. Gebruik de
linker hendel (23) om achteruit te rijden. Om te stoppen laat u de hendel gewoon los.
Herhaal dit enkele malen.
6.
Als u voldoende vertrouwen heeft, kunt u dit herhalen bij hogere snelheid. Draai daarvoor
snelheidsregelaar (26) een beetje naar rechts.
7.
Probeer nu om bochten te nemen, zowel voorwaarts als achterwaarts. Herhaal dit enkele
malen.
8.
Voordat u stopt, let erop dat de scooter stabiel staat.
9.
Draai de sleutel (20) om, om de scooter uit te zetten en verwijder de sleutel.
3.7
Buitenshuis rijden
WAARSCHUWING
•
Hou rekening met de lokale verkeerswetgeving, die per land kan verschillen. Dit geldt
zowel voor het rijden op de stoep, onverharde weg of verharde rijbaan.
•
Rijd niet op wegen of plaatsen met druk verkeer.
•
Uw scooter is niet voorzien van verlichting en is daarom niet geschikt om bij slechte
zichtbaarheid (duister, mist, schemering) op de openbare weg te rijden. Zorg zelf dat u
ook overdag goed zichtbaar bent, door middel van fluorescerende kleding en/of eigen
verlichting aan voor en achterkant van de scooter.
WAARSCHUWING
•
Hou rekening met de weersomstandigheden. Vermijd rijden bij vochtig weer, extreme
hitte, sneeuw, ijzel, vriestemperaturen; zie de technische specificaties in hoofdstuk 6.
•
Neem bochten en hoeken met lage snelheid en indien mogelijk met een grote draaicirkel
om kantelen te voorkomen. Snij geen hoeken af en maak geen scherpe bochten.
Probeer nauwe doorgangen recht te nemen zodat u niet bekneld geraakt.
•
Hou rekening met de andere weggebruikers waarvoor uw scooter mogelijk een obstakel
kan zijn. Let vooral op bij het nemen van bochten, bij keren of achteruit rijden. Als u niet
gewoon bent om achteruit te rijden, oefen dit eerst op een open plaats. Geef bij afdraaien
op voorhand aan welke richting u uit wil gaan.
•
Hou rekening met de remafstand, zie ook de technische specificaties in hoofdstuk 6.
Weet dat de remafstand afhangt van de snelheid, ondergrond, weersomstandigheden,
helling en gewicht van de gebruiker.
Kans op een ongeval
Pas uw rijgedrag en snelheid aan.
Kans op letsel
Pas uw rijgedrag en snelheid aan.
NL - 19
Sedna
2019-02
Uw scooter gebruiken
NL