4 Gasinstelling
4.1 Gaszijdige fabrieksinstelling
Gaswandketel
Uitvoering voor
Kenplaatgegevens
Fabrieksinstelling van het vermogen
voor warmwaterproducie
Fabrieksinstelling van het vermogen
voor verwarming
Tab. 4.1 overzicht fabrieksinstelling van de gaswandketels
2
Afb. 4.1 Controle van de gasinstelling (gasdruk)
Notice d'installation, Installatievoorschriften, Installationsanleitung turboMAX pro R3
VUW BE 242/2-3
aardgas
vloeibaar
gas
2E+
3+
24 kW
24 kW
24 kW
24 kW
1
1
4.2 Controle van de voedingsdruk
(dynamische gasdruk)
Ga voor de controle van de voedingsdruk (dynamische
gasdruk) als volgt te werk:
• Draai de beide bevestigings-schroeven van het bedie-
ningsbord los en naar voren open klappen.
• Draai de schroef (1) van de meetnippel "P.IN" iets
eruit.
• Sluit een been van de U-buismanometer (2) aan aan
het meetpunt.
• Vergewis u ervan dat de gaskraan is geopend.
• Schakel het apparaat aan.Druk tegelijkertijd op de
toetsen "+" en "-". Het apparaat gaat nu over op volle
belasting.
• Meet de voedingsdruk (dynamische gasdruk ) aan de
ingang van het gasblok en de brander in bedrijf.
De volgende minimale gasdrukken dienen gerespec-
teerd te worden:
Voor aardgas:
I
, G25 aardgas = 25 mbar (g)
2E+
I
, G20 verrijktgas = 20 mbar (g)
2E+
Voor vloeibaar gas:
I
, butaan = 28 - 30 mbar (g)
3+
I
, propaan = 37 mbar (g)
3+
Opgelet!
Ligt de voedingsdruk buiten het bereik van 17
tot 25 mbar (I
2E+
mag u geen instelling uitvoeren en de wand-
ketel niet in gebruik nemen! Indien u de fout
niet kunt elimineren, stel u dan in verbinding
met de plaatselijke gasmaat-schappij.
• Neem de wandketel uit bedrijf.
• Verwijder de U-buismanometer en schroef de
dichtingsschroef (1) weer vast.
• Controleer de meetnippel op dichtheid.
Gasinstelling 4
)/20 - 35 mbar (I
), dan
3+
37