nl
8. Lokaliseren van storingen
STORING
1. De pomp start
niet
2. De pomp levert
geen opbrengst,
de opbrengst is
gering of niet con-
stant
3. De pomp trilt en
de werking is
lawaaierig
4. De overbela-
stings-beveiliging
schakelt in:
- incidenteel
- systematisch
52
MOGELIJKE OORZAAK
A) Geen netstroom
B) Zekeringen doorgebrand:
B1 omdat zij niet geschikt zijn (in-
schakelstroom te laag)
B2 omdat de motor of de voedingska-
bel beschadigd is
C) Overbelastingsbeveiliging voorheen
ingeschakeld
A) Roterend deel gedeeltelijk of geheel
geblokkeerd (over het algemeen
wordt de waaier door vreemde voor-
werpen geblokkeerd)
B) Pomp zuigt niet aan omdat de pomp
niet gevuld is of omdat de dichting van
de aanzuigleiding of van de bodem-
klep gebrekkig is (let erop dat de me-
chanische dichting ernstige schade
opgelopen kan hebben)
C) Opvoerhoogte en/of drukverliezen op
de aanzuigleiding te groot
D) Draairichting onjuist
A) Pomp werkt in cavitatie
B) Lagers van de motor of van de steun
versleten
C) Vreemde voorwerpen tussen de vaste
en de roterende delen van de pomp
A) Zie punt 3C
B) Er is tijdelijk een fase uitgevallen
C) Instelling niet juist
D) De pomp levert een grotere opbrengst
dan op het typeplaatje staat
E) Vloeistof dik en viskeus
MOGELIJKE OPLOSSINGEN
A) Stroomvoorziening inschakelen
B1 De zekeringen door andere ge-
schikte zekeringen vervangen
B2 De motor repareren of de kabel
vervangen
C) De beveiliging resetten (indien hij
weer inschakelt zie storing 4)
A) De pomp demonteren en schoon-
maken
B) De pomp met vloeistof vullen na ge-
controleerd te hebben of de dich-
ting van de aanzuigleiding en de
bodemklep volkomen is en of de
mechanische dichting intact is
C) – De opvoerhoogte verminderen
– Een leiding met een grotere dia-
meter gebruiken
– De bodemklep ontstoppen
– De bodemklep vervangen door een
klep met een grotere capaciteit
D) De beide voedingsdraden op de
klemmenplaat of de aanzetter met
elkaar verwisselen
A) – De opbrengst verminderen
– Zie de mogelijke oorzaak in punt
2C
B) De lagers vervangen
C) Zie punt 2A
C) Op de op het typeplaatje vermelde
stroom instellen
D) De klep op de persleiding sluiten tot-
dat de opbrengst weer binnen de op
het typeplaatje vermelde waarde is
E) Het werkelijke benodigde vermogen
bepalen en als gevolg daarvan de
motor vervangen