nl
De elektropompen FC – FCT kunnen in elke willekeurige horizontale en verticale stand geplaatst worden
mits de motor niet aan de onderkant van de pomp komt te zitten, om te voorkomen dat er water in de motor
en in de lagers binnendringt. Stroomopwaarts en stroomafwaarts van de pomp moet een afsluitklep
gemonteerd worden en er moet een ruimte van ten minste 5 cm tussen de ventilatorkap en elk willekeurig
groot obstakel overgelaten worden, om de vrije toevoer van koellucht naar de motor te waarborgen. De
pomp moet door middel van de speciale ontluchtingsklep ontlucht worden. Installeer de pomp niet op het
laagste punt van de installatie om opeenhoping van bezinksels te voorkomen. Vul de installatie volledig en
ontlucht de installatie op de juiste manier.
N.B.: Dubbele pompen: ontlucht beide pompen door gebruik te maken van de speciale ontluchtingsklep
die op elk pomplichaam voorhanden is. Herhaal deze handeling indien nodig meerdere keren.
6. Inwerkingstelling
De aarding moet als eerste geschieden. Het is zaak van degene die ter plaatse de verantwoorde-
lijkheid draagt voor de installatie om te controleren of de aarding uitgevoerd is in overeenstemming
met de plaatselijke veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn. Het strekt tot aanbeveling om
vóór de motor een beveiliging te installeren om de motor te beschermen tegen een te sterke span-
ningsdaling of overbelasting.
6.1 Elektrische aansluiting
LET OP
6.2 Aanzuiging
LET OP
Als de pomp op de juiste manier geïnstalleerd is en binnen het op het typeplaatje vermelde toepassingsge-
bied gebruikt wordt, stemt de door de elektropomp teweeggebrachte geluidsoverlast overeen met de hie-
ronder vermelde tabel:
MOTORVERMOGEN
2 POLEN
Tot 7.5 kW
Van 9,2 tot 11 kW
Van 15 tot 22 kW
* Niveau van de A-gewogen equivalente continue geluidsdruk (LpA) op één meter afstand van de elektro-
pomp in een vrije ruimte.
7. Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden mogen alleen door vakkundig en daartoe opgeleid personeel uitge-
voerd worden. Er moet geschikt gereedschap en geschikte beschermingsmiddelen gebruikt wor-
den. De veiligheidsvoorschriften moeten in acht genomen worden. Als de pomp geleegd moet
30
Controleer of de spanning die op het typeplaatje staat overeenstemt met de spanning
van het elektriciteitsnet.
Verwijder het deksel van de klemmenplaat door de bevestigingsschroeven los te dra-
aien. Breng de aansluitingen tot stand zoals aangegeven aan de binnenkant van het
klemmenplaatdeksel.
Controleer of de draairichting van de motor juist is waarbij u de pijlen die op het pom-
plichaam staan aan moet houden. Indien nodig moeten de beide voedingsdraden
met elkaar verwisseld worden
Laat de pomp nooit droog draaien.
Nadat u de installatie gevuld en ontlucht heeft en gecontroleerd heeft of de draairichting
van de motor juist is, moet u de kleppen openen en de pomp in werking stellen.
Controleer of de pomp binnen het betreffende prestatiegebied werkt en of de stroo-
mopname de waarde die op het typeplaatje aangegeven is niet overschrijdt. Smoor
indien nodig de persklep of stel de inschakelgrens van de drukverschilschakelaar,
indien voorhanden, af. Alvorens de pomp na een lange periode van stilstand opnieuw
in werking te stellen moet u controleren of de pomp niet geblokkeerd en geremd is
door aanslag of andere oorzaken.
In dat geval moet u met een schroevendraaier op de ventilator van de motor inwer-
ken om ervoor te zorgen dat de as vrijuit draait.
MOTORVERMOGEN
4 POLEN
Tot 7,5 kW
-
-
GELUIDSDRUK-
NIVEAU (*)
Lager dan 70 dB (A)
73 dB (A) ± 2 dB (A)
75 dB (A) ± 2 dB (A)