Publicité
ASSEMBLY - MONTAGE - MONTAJE
MONTAGGIO - MONTAŻ
ASSEMBLY STEPS
Ia
Aan de vloer verankeren:
1. 1. Zoek de juiste plaats om het instrument in elkaar te zetten. Zodra de installatie is afgerond, moet de ondergrond
over voldoende dempende eigenschappen beschikken en voldoen aan de eisen van EN1176-1:2017.
2. Plaats het frame voor platte verankering (M) en plaats 2x ankers in de gewenste positie op de vlakke ondergrond voor
de palen voor de hamers (P) en markeer de gleuven. De afstand tussen de as van het frame van het instrument en de
as van elk anker moet 425 mm zijn. Zorg dat de gaten (boven en onder) in de bussen in de paal in de juiste richting
wijzen zoals getoond wordt op afbeelding Ia-1-2.
3. Boor 10 gaten van min. 90 mm diep voor de ankers.
4. Verwijder het stof van de geboorde gaten.
5. Bevestig in de boorgaten 10 doorsteekankers M12x110 (O) met een chemisch anker. Veranker aan de bodem volgens
de eisen van de fabrikant van het chemische anker. Volg daarbij zorgvuldig de montagegegevens zoals min. boordiepte
en -diameter en uithardingstijd. Het oppervlak van het anker mag niet meer dan 20 mm boven de vloer uitsteken. U
kunt eventueel M12 mechanische ankers (niet inbegrepen) gebruiken. Volg hierbij de instructies van de fabrikant. De
uiteinden van de ankers en bouten die boven de vloer uitsteken moeten zo bevestigd worden dat er geen risico op letsel
kan ontstaan.
6. Na het bevestigen van de chemische ankers in de vloer, plaats dan het frame (M) en 2x vlakke ankers (P) op de veran-
kerde draadstangen en schroef ze vast met 10x montageset nr. 5 (N). Pas schroefdraadborging toe bij de schroefver-
bindingen (L).
7. Plaats 2x palen voor de hamers met behulp van montageset nr. 3 (J) op 2x vlakke ankers van de paal (P) en schroef ze
vast met 4x montageset nr. 4 (K). Pas schroefdraadborging toe bij de schroefverbindingen (L).
Ib
Aan de vloer verankeren:
1. 1. Bevestig 2x montageset nr. 7 (W) in de bijbehorende gaten van het grondanker (T).
2. 2. Bevestig 2x montageset nr. 7 (W) in de bijbehorende gaten van het grondanker van de paal voor de hamers (S).
Herhaal dit voor het andere anker van de paal.
3. Plaats het frame van het instrument (U) op het grondanker (gemonteerd in stap Ib-1) en schroef hem goed vast met
4x montageset nr. 6 (R). Pas schroefdraadborging toe bij de schroefverbindingen (L).
4. Plaats de paal voor de hamer (montageset nr. 3) (J) op het grondanker van de paal voor de hamer (gemonteerd in stap
Ib-2) en schroef hem goed vast met 4x montageset nr. 4 (K). Pas schroefdraadborging toe bij de schroefverbindingen
(L). Herhaal dit voor de andere paal voor de hamer (J) en het anker voor de paal.
5. Zoek de juiste plaats om het instrument in elkaar te zetten. De ondergrond van de geselecteerde locatie moet stevig
zijn en een hoge dichtheid hebben zodat het instrument goed en stabiel bevestigd kan worden. Zodra de installatie is
afgerond, moet de ondergrond over voldoende dempende eigenschappen beschikken en voldoen aan de eisen van
EN1176-1:2017.
6. Graaf een gat met dezelfde vorm en afmetingen zoals op tekening Ib-5-6a met een diepte van 850 mm. Maak de bodem
van het gat vlak en stamp de grond aan. Breng op de bodem ca. 50 mm primer aan.
7. Plaats het gemonteerde frame van het instrument (stap Ib-3) en 2x paal voor de hamer (stap Ib-4) verticaal in het gat
zodat de indicatie op de frames overeenkomt met het geplande niveau van het speelterrein. De afstand tussen het
frame en de as van elke paal moet 425 mm zijn. Zorg dat de schroeven (boven en onder) om het frame en de paal met
ankers te bevestigen in de juiste richting wijzen zoals getoond op tekening Ib-7-8. Zet het frame en de palen vast met
(bak)stenen en zorg dat het frame en de palen recht en verticaal worden bevestigd.
8. Bescherm de bovengrondse gedeelten van het frame en de palen tegen opspattend beton. Meng voldoende beton om
het gat te vullen. Volg de instructies van de fabrikant van het beton. Giet het gat vol met beton (het oppervlak van de
betonnen fundering ligt min. 400 mm onder het grondoppervlak) en zorg dat de constructie recht staat. Deze richtlijnen
zijn slechts aanbevelingen. De betonverankering mag geen gevaar veroorzaken en moet voldoen aan de eisen van de
EN-1176-1:2017-normen.
9. Laat het beton uitharden voordat u verder gaat met stap 10. Aanbevolen uithardingstijd: min. 10 uur.
10. Bedek zichtbaar beton met aarde zodat de ondergrond weer gelijk is. Zorg dat de ondergrond veilig is en voldoet aan
de eisen van EN 1176-1:2017.
II
Installatie van het toestel
1. Bevestig de speelset (A) aan het frame van het instrument met 4x montageset nr. 2 (F) en 2x EPDM-sluitringen (D).
Zorg dat de uiteinden van de schroeven niet meer dan 3 mm uitsteken over de rand van de „afdekdoppen voor bout M6
– deel 1" (onderdeel 1a).
2. Plaats 1x onderpaneel van de zitting (C) en 1x bovenpaneel van de zitting (B) op de stalen fl ens van het frame en be-
vestig ze met 4x montageset nr. 1 (E). Herhaal dit voor de tweede zitting aan de andere kant van het instrument.
3. Schroef met behulp van de schroef en de klemplaat het uiteinde van 1x touw van de hamer (I) aan de stalen fl ens van
de paal voor de hamer met montageset nr. 3 (J). Na het vastschroeven moet het touw in de richting van het instrument
wijzen. Herhaal dit voor de andere hamer en paal voor de hamer.
4. Schroef 1x hanger voor de hamer (G) aan de fl ens van de paal met 4x bolkopschroeven (H). Herhaal dit voor de andere
hanger voor de hamer (H) en paal voor de hamer aan de andere kant van het instrument.
16
ASSEMBLY - MONTAGE - MONTAJE - MONTAGGIO - MONTAŻ
NL
p. 22 - 23
p. 24 - 28
p. 29 - 30
ASSEMBLY - MONTAGE - MONTAJE
MONTAGGIO - MONTAŻ
MONTAŻ KROK PO KROKU
Ia
Kotwienie do posadzki:
1. Znaleźć odpowiednie miejsce na montaż instrumentu. Po zakończeniu montażu, podłoże musi zapewniać odpowiednie
właściwości amortyzujące i spełniać wymagania norm EN1176-1:2017.
2. Umieścić ramę do powierzchni płaskich (M) oraz dwie kotwy do powierzchni płaskich słupka pałki (P) w wybranym
miejscu i zaznaczyć miejsca na otwory. Odległość pomiędzy osią ramy instrumentu a osią każdej z kotew słupków
powinna wynosić 425mm. Należy zwrócić uwagę, aby odpowiednie otwory (górne i dolne) w tulejach kotew były skie-
rowane we właściwą stronę tak, jak pokazano na rysunku Ia-1-2.
3. Wywiercić dziesięć otworów na kotwy o głębokości min. 90mm.
4. Z wywierconych otworów usunąć pył.
5. W wywierconych otworach zamocować dziesięć prętów M12x110 (O) za pomocą kotwy chemicznej. Kotwić w funda-
mencie ściśle wg. zaleceń producenta kotwy chemicznej, zachowując szczególną staranność oraz mając na uwadze
dane montażowe takie jak m.in. głębokość i średnica wiercenia oraz czas utwardzania. Górna powierzchnia kotwy
powinna wystawać ponad posadzkę około 20mm. Opcjonalnie można użyć kotew mechanicznych M12 (nie zawarte w
zestawie), które należy montować zgodnie z zaleceniami producenta. Końce kotew i nakrętki wystające ponad posadz-
kę zabezpieczyć w sposób uniemożliwiający zranienie.
6. Po związaniu kotew chemicznych w posadzce ustawić ramę instrumentu do powierzchni płaskich (M) oraz dwie kotwy
słupków pałek (P) na zakotwionych prętach gwintowanych i przykręcić za pomocą dziesięciu zestawów montażowych nr
5 (N). Połączenia gwintowane zabezpieczyć klejem do gwintów (L).
7. Na każdą z kotew słupków pałki (P) założyć słupek pałki stanowiący zestaw montażowy nr 3 (J). Przymocować każdy
ze słupków za pomocą czterech zestawów montażowych nr 4 (K). Połączenia gwintowane zabezpieczyć klejem do
gwintów (L).
Ib
Kotwienie do gruntu:
1. We właściwych otworach rury kotwy do gruntu (T) zamontować dwa zestawy montażowe nr 7 (W)
2. We właściwych otworach rury kotwy do gruntu słupka pałki (S) zamontować dwa zestawy montażowe nr 7 (W). powtó-
rzyć czynność dla drugiej rury kotwy słupka (S) i dwóch zestawów (W).
3. Na kotwę do gruntu zmontowaną w kroku Ib-1 nałożyć ramę instrumentu (U) i skręcić z pomocą czterech zestawów
montażowych nr 6 (R). Połączenia gwintowane zabezpieczyć klejem do gwintów (L).
4. Na kotwę do gruntu słupka pałki zmontowaną w kroku Ib-2 nałożyć słupek stanowiący zestaw montażowy nr 3 (J) i
skręcić z pomocą czterech zestawów montażowych nr 4 (K). Połączenia gwintowane zabezpieczyć klejem do gwintów
(L). Powtórzyć czynność dla drugiej kotwy słupka oraz drugiego słupka.
5. Znaleźć odpowiednie miejsce do montażu instrumentu. Podłoże w wybranym miejscu powinno być zwarte aby zapewnić
odpowiednio mocne i stabilne mocowanie urządzenia. Po zakończeniu montażu, podłoże musi zapewniać odpowiednie
właściwości amortyzujące i spełniać wymagania norm EN1176-1:2017.
6. Wykopać dołek o głębokości 850 mm oraz kształcie i wymiarach pokazanych na rysunku Ib-5-6a. Wyrównać dno dołka.
Na dnie umieścić i ubić ok. 50mm warstwę podsypki.
7. Umieścić zmontowany zestaw ramy instrumentu z kotwą do gruntu (krok Ib-3) oraz dwa zestawy słupków pałek z
kotwami do gruntu (krok Ib-4) pionowo w wykopanym dołku tak, aby oznaczenia poziomu gruntu na ramach pokrywa-
ły się z planowanym poziomem powierzchni placu zabaw. Odległość pomiędzy osią ramy instrumentu a osiami każdego
słupka powinna wynosić 425mm. Należy zwrócić uwagę, aby odpowiednie śruby mocujące ramy z kotwami (górne i
dolne) były skierowane we właściwą stronę, tak jak pokazano na rysunku Ib-7-8. Wstępnie umocować ramy np. cegłami
lub kamieniami i upewnić się, że są one zamontowana prosto i pionowo.
8. Zabezpieczyć nadziemną część ramy i słupków przed zachlapaniem betonem. Wymieszać taką ilość betonu aby wypełnić
dołek. Należy postępować dokładnie według instrukcji producenta betonu. Zalać dół betonem (górna powierzchnia be-
tonowego fundamentu min. 400mm poniżej powierzchni gruntu), a następnie ponownie upewnić się, że po zalaniu
betonu ram stoi prosto. Powyższe wytyczne są jedynie rekomendacjami - kotwa betonowa nie powinna stwarzać zagro-
żenia bezpieczeństwa i musi być wykonana zgodnie z wytycznymi zawartymi w normie EN-1176-1:2017.
9. Pozwolić betonowi związać przed przejściem do kroku 10. Zalecany czas min. 10 godzin.
10. Pokryć widoczny beton ziemią tak, aby podłoże znowu było równe. Upewnić się, podłoże jest bezpieczne i spełnia wy-
magania EN 1176-1:2017.
II
Montaż instrumentu
1. Przykręcić Element Grający (A) do ramy instrumentu za pomocą czterech zestawów montażowych nr 2 (F) oraz
dwóch podkładek z pianki EPDM (D). Skręcając zestaw należy zwrócić uwagę, aby żaden koniec śruby nie
wystawał ponad krawędź maskownicy śruby M6 – część 1 (element 1a) więcej niż 3mm.
2. Na stalowym talerzu ramy położyć Dolną Płytę Siedziska (C) oraz Górną Płytę Siedziska (B) i skręcić za pomocą
czterech zestawów montażowych nr 1 (E). Czynność powtórzyć dla drugiego siedziska po przeciwnej stronie
instrumentu.
3. Mocno dokręcić końcówkę linki pałki (I) do fl anszy słupka pałki – zestaw montażowy nr 3 (J) za pomocą śruby
oraz płytki zaciskowej tego zestawu. Po przykręceniu, linka powinna być skierowana w kierunku instrumentu.
Powtórzyć czynność dla drugiej pałki (I) i słupka pałki po przeciwnej stronie instrumentu.
4. Przykręcić wieszak pałki (G) do fl anszy słupka za pomocą czterech śrub z łbem soczewkowym (H). Powtórzyć
czynność dla drugiego wieszaka pałki (G) i słupka pałki po przeciwnej stronie instrumentu.
ASSEMBLY - MONTAGE - MONTAJE - MONTAGGIO - MONTAŻ
PL
p. 22 - 23
p. 24 - 28
p. 29 - 30
Instructions for use - M560.010 - HANDPAN 'duet' with mallets
21
Publicité
