– De eerder gereinigde baan met de vol-
gende baan ca. 3–5 cm. overlappen.
– Watertoevoer en rijsnelheid aanpassen
aan de vervuiligsgraad van de vloer.
– Zorg steeds voor voldoende watertoe-
voer. Losgemaakt vuil moet met zoveel
mogelijk vloeistof weggespoeld en
opgezogen worden. Bij het maken van
bochten de watertoevoer terugnemen.
– Het is raadzaam om sterk vervuilde vloe-
ren, evenals bij een basisreiniging eerst
in te zetten met het reinigingssop en dat
enkele minuten in te laten werken.
Parkeerrem c.q. noodstop
Bij plotseling optredende obstakels kan de
machine abrupt tot stilstand worden
gebracht door op de schakelaar (C5) van
de noodstop te drukken.
Het rijden op hellingen
Als men een helling of een aflopend vlak
moet nemen, kan de snelheid van de
machine d.m.v. de snelheidshendel gere-
duceerd worden. Er mogen slechts hellin-
gen en afdalingen van max. 8% genomen
worden.
Controle op de batterijlading
Bij volledig opgeladen batterijen brandt het
groene controlelampje (C6). Het branden
van het gele lampje geeft aan dat de bat-
terijen bijna leeg zijn (werkduur nog ca. 20
minuten). Wanneer de batterijen helemaal
leeg zijn, dan wordt dit aangeduid d.m.v.
een knipperend rood licht. Na drie minuten
gaat het rode contactlampje branden.
Gelijktijdig wordt de borstelmotor uitge-
schakeld. De zuigmotor blijft nog ca. één
minuut in werking zodat het waterrestant
kan worden opgezogen.
Instelling van de borsteldruk
De machine heeft een basisinstelling van
ca. 30 kg.. Afhankelijk van de vervuilings-
graad kan de borsteldruk worden aange-
past van 20 tot 50 kg. met behulp van de
drukschakelaars (C10). Begeeft men zich
tijdens het werken met de machine naar
een oneffen vloeroppervlak, dan neemt de
borsteldruk automatisch af (beveiliging
tegen overbelasting). Zodra men weer op
normaal vloeroppervlak komt, gaat de bor-
steldruk terug naar de oorspronkelijke
instelling.
Instellen van de waterdosering
De machine heeft een basisinstelling van
ca. 2 l./min.. Afhankelijk van de vervuilings-
graad kan dit met de drukschakelaars (C3)
van 1 tot 6 l./min. worden aangepast.
Het omlaag laten
van de zuigmond
Bij het aanzetten van de zuigmotor gaat de
zuigmond automatisch omlaag. Bij het ach-
terwaarts rijden wordt de zuigmond auto-
matisch omhoog gehaald. Bij het uitscha-
kelen van de zuigmotor gaat de zuigmond
ook omhoog. De zuigmotor zelf stopt pas
na tien seconden, waardoor restanten van
vloeistoffen uit de zuigmond en zuigslang
verwijderd worden.
Het ledigen van de vuilwatertank
De vuilwatertank is voorzien van een
elektronisch uitschakelmechanisme. Bij het
bereiken van het maximale vloeistofpeil
(door water of schuim) wordt de zuigmotor
automatisch uitgeschakeld (lampje C4 gaat
branden).
Het ledigen van de vuilwatertank met
de afvoerslang (A11), hierna dient de tank
met schoon water te worden nagespoeld.
Bij iedere waterwisseling moet de vuilwater-
tank volledig worden geledigd.
Recyclingsysteem (optie)
Machines die zijn voorzien van een recy-
clingsysteem, kunnen naar keuze reinigen
met schoon water of gerecycled water.
Indien de voorkeur uitgaat naar gerecycled
water, moet op de drukschakelaar (C7)
gedrukt worden. Het recyclingsysteem
wordt dan automatisch in werking gezet.
Door nogmaals op deze schakelaar te
drukken, wordt het systeem uitgezet en
wordt er weer met schoon water gewerkt.
Iedere keer dat het water gewisseld wordt,
moet het recyclingsfilter (E1) verwijderd
worden en grondig onder stromend water
worden schoongespoeld.
4. Onderhoud
4.1 Veiligheidsvoorschriften
Waarschuwing:
– De batterijen bevatten zwavelzuur.
Niet innemen! Etsend. Huid- en oog-
contact vermijden.
– Bij het opladen van de batterijen is
explosiegevaar aanwezig omdat zich
in de cellen explosieve gassen kun-
nen ontwikkelen. Hierdoor is het risico
aanwezig voor het oplopen van een
lichamelijk letsel!
– Nooit met open vuur of een brandend
voorwerp in de omgeving van de bat-
terijen komen.
– Vonkvorming in de omgeving van de
batterijen vermijden.
– Algeheel rookverbod.
– Onderhoudsvrije batterijen mogen niet
geopend worden en behoeven niet
bijgevuld te worden met gedestilleerd
water.
– Voor het schoonmaken en onderhou-
den van de machine, voor het verwis-
selen van onderdelen of van hulpstuk-
ken steeds de machine uitzetten en
de sleutel uit de hoofdschakelaar ver-
wijderen.
– De machine mag nooit met stoom-,
hogedruk apparatuur of een andere
krachtige vloeistofstraal gereinigd wor-
den.
– Bij reparatie mogen uitsluitend origine-
le Wetrok onderdelen toegepast wor-
den.
– Tevens mogen uitsluitend originele
Wetrok hulpstukken en toebehoren
toegepast worden.
Onderhoudsplan
Schoonmaak en onderhoud zijn de eerste
voorwaarden voor een probleemloos func-
tioneren en lange levensduur van de machi-
ne.
Dagelijks onderhoud
– Schoonwatertank ledigen en uitspoelen.
– Schoonwaterfilter reinigen.
– Vuilwatertank geheel ledigen en met
schoon water grondig uitspoelen.
– De tankdeksel open laten staan wan-
neer de machine niet gebruikt wordt.
– Zuigmond demonteren en zuigleidingen
en zuigstrippen reinigen.
– Machine met een schone klamvochtige
doek afnemen.
– Batterijen controleren en onderhouden
overeenkomstig het batterijen-onder-
houdsboekje.
– Batterijen opladen (zie punt 4.4.).
– Het recyclingsfilter reinigen.
Wekelijks onderhoud
– De zuurgraad van alle conventionele nat-
batterijen meten. Het peil van het gedes-
tilleerd water controleren.
Maandelijks onderhoud
– De batterij-polen reinigen en invetten.
Jaarlijks onderhoud
– Na ca. 400 bedrijfsuren de koolborstels
van de zuigmotoren controleren en
indien nodig vervangen.
4.3 Het verwisselen van de rub-
berstrips van de zuigmond
Let op de rijrichting. Monteer aan de voor-
kant van de zuigmond de smalle strip met
het profiel naar de buitenzijde en aan de
achterkant de brede stip eveneens met het
profiel naar buiten.
4.4 Het opladen van de batterijen
Veiligheidsvoorschriften voor de traktie,
semi-traktie batterijen.
Waarschuwing:
– De batterijen bevatten zwavelzuur niet
innemen, etsend contact met de huid en
de ogen vermijden.
– Bij het opladen van de batterijen is
explosiegevaar door knalgas aanwezig
omdat zich in de cellen explosieve gas-
sen ontwikkelen. Hierdoor is het risico
aanwezig voor het oplopen van een
lichamelijk letsel!
– Nooit met open vuur of een brandend
voorwerp in de omgeving van de batteri-
jen komen.
– Vonkvorming in de omgeving van de
batterijen vermijden.
– Algeheel rookverbod.
– Tijdens het opladen moet de laadruimte
goed geventileerd worden.
– Het is verboden metalen of andere gelei-
dende voorwerpen op de batterijen te
leggen.
– Tijdens het opladen moet de batterijru-
imte geopend zijn (de tank moet min-
stens 10 cm. omhoog staan).
21