F15
6.2
Koeltoestel gebruiken
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
Zorg ervoor dat er alleen voorwerpen of waren in het koeltoe-
stel zitten die op de gekozen temperatuur gekoeld of (bij de
extra functie „Verwarmen") verwarmd mogen worden.
Zorg ervoor dat drank of voedsel in glazen flessen niet te sterk
afkoelt. Bij het bevriezen zetten drank of vloeibare levens-
middelen uit. Hierdoor kunnen de glazen flessen kapot gaan.
Zorg ervoor dat het koeltoestel goed geventileerd wordt, zodat
de weggetrokken warmte kan worden afgevoerd. Anders is
een optimale werking niet gagarandeerd. Met name de venti-
latieopeningen mogen niet worden afgedekt.
➤ Plaats de koelkast op een vaste ondergrond.
Let erop, dat de ventilatiesleuven minstens 10 cm van een wand verwij-
derd zijn, zodat de verwarmde lucht goed kan wegstromen.
➤ Steek de 12-Vg-aansluitkabel (afb. 1 2, pagina 3) in de gelijkspan-
ningsbus en sluit hem op de sigarettenaansteker of een 12-V-stopcontact
in het voertuig aan ...
of:
➤ steek de 220–240-V-aansluitkabel (afb. 1 3, pagina 3) in de wissel-
spanningsbus en sluit hem op het 220–240-V-wisselstroomnet aan.
➤ schuif de schakelaar (afb. 2 3, pagina 3) op het bedieningspaneel in de
stand „HOT" (verwarmen) of „COLD" (koelen), om het toestel in te scha-
kelen.
✓ De koelkast start met het verwarmen of koelen van de binnenruimte en de
betreffende LED brandt.
➤ Voor het uitschakelen van het koeltoestel: Zet de schakelaar (afb. 2 3,
pagina 3) op positie „OFF" en koppel het toestel los van het stroomnet.
I
INSTRUCTIE
Als u de koelkast lange tijd niet gebruikt, laat de deur dan iets
openstaan, om geurvorming te vermijden.
NL
Bediening
65