Accu laden
– Laad de accu vóór het gebruik van het
apparaat compleet op.
– Sluit het laadtoestel aan op het stroomnet
en de laadbus (F) van het accuvakje (G).
Gebruik alléén het bijgevoegde laadtoestel.
Wanneer een verkeerd toestel wordt
gebruikt, komt de garantie te vervallen. De
accu kan ook los van het apparaat worden
opgeladen.
– Terwijl de accu gealden wordt, brandt de
LED van het laadtoestel (K) rood. Het laad-
proces is afgesloten wanneer de LED groen
brandt. Wanneer het apparaat niet op het
laadtoestel aangesloten is, knippert het LED
van het laadtoestel.
– Alternatief kunnen ook alkalibatterijen
(4x type C) worden gebruikt. Plaats deze
in het batterijvakje (H). Let daarbij op de
installatiesymbolen.
– Schuif de accu (G) resp. het batterijvakje (H)
in het inschuifvak en draai het vast met de
bevestigingsschroef (E).
– Bij ingeschoven accu is het apparaat tijdens
het laadproces gebruiksgereed.
– Als de bedrijfsindicator (12) knippert, moet
de accu worden opgeladen of moeten de
batterijen vervangen worden.
!
In het accuvakje (G) mogen alleen oplaadbare NiMH-accu's worden
geplaatst. In het andere geval bestaat tijdens het laden explosiegevaar!
Plaatsen van de batterijen in de
afstandsbediening
– Let op de correcte polariteit.
32
NL
12
G
E
F
Batterijvakje (H)
H