Indien de melder de anti-mask-eigenschap bezit, kunnen drie weer-
standen alle toestanden bewaken (OK, alarm, sabotage, gemaskeerd).
De zone kan zoals elke andere zone moeten worden geprogrammeerd
(bijv. onmiddellijk), maar moet de eigenschap „Maskering" toegewezen
krijgen.
Opmerking: bedradingsvoorbeelden vindt u in de installatieaanwijzing
van de centrale.
3.) AUX-AANSLUITING
Extra spanningsaansluitingen voor de voorziening van externe melders
en uitgangen (+12 V DC / 0 V).
4.) AANSLUITING VOOR DE NOODSTROOMACCU 7AH/17AH
5.) AANSLUITING VOOR DE 13,8 V DC-SPANNINGSVOORZIENING
6.) AUX-AANSLUITING
Extra spanningsaansluitingen voor de voorziening van externe melders
en uitgangen (+12 V DC / 0 V).
7.) AUX FOUT LED
Brandt als de zekering geactiveerd is.
8.) UITGANG (OPTIONEEL)
In de voorinstelling schakelt de uitgang van 0 V naar 12 V (+1). De
maximale stroom bedraagt daarbij 500 mA. De uitgang kan ook naar
wens bij de programmering worden geïnverteerd. De uitgang -1 wordt
niet gebruikt.
9.) BEDRADING VAN DE LUIDSPREKERS (OPTIONEEL)
Maximaal 2 externe 16 Ohm luidsprekers kunnen in serie worden
aangesloten. Het volume wordt op de printplaat aan de potentiometer
geregeld.
10.) VOLUME POTENTIOMETER
Voor de instelling van het volume van externe luidsprekers.
11.) BUS FOUT LED
Brandt als de zekering geactiveerd is.
12.) BUSINGANG
De eerste uitbreiding aan de bus wordt via de aansluiting NODE
NETWORK IN (busingang) met de centrale verbonden.
Elke volgende uitbreiding wordt aan NODE NETWORK OUT
(busuitgang) van de voorziene uitbreiding aangesloten.
Opmerking: de maximale afstand van de verste verwijderde
uitbreiding mag niet groter zijn dan 1 km.
24