Nadat het afspelen van de track begonnen is,
kunt u met de toets CUE (13) naar dit begin-
punt terugspringen. Na het afspelen van een
track schakelt de cd / mp3-speler in pauze
precies op de plaats, waar de muziek van de
volgende track begint. Deze plaats wordt dan
als het nieuwe beginpunt opgeslagen.
B Bij continu afspelen worden alle tracks
naadloos na elkaar afgespeeld, d.w.z. na de
laatste track start opnieuw de eerste. Als de
tracks in verschillende mappen zijn inge-
deeld, worden echter alleen de tracks van de
geselecteerde map herhaald.
5.4.2 Relaisbedrijf
Als er een tweede CD-82USB-speler op de jack
RELAY (32) is aangesloten (
kunnen beide cd / mp3-spelers automatisch af-
wisselend worden gestart.
1) Schakel beide apparaten met de toets SIN-
GLE / REM (21) naar Afspelen van een indivi-
duele track, zodat het bericht Auto-CUE (C)
op de displays verschijnt.
2) Activeer op beide apparaten met de toets RE -
LAY (9) de relaisfuncties (toetsen lichten op).
3) Start op een apparaat het afspelen met de
toets
(14). Het andere apparaat moet in de
pauzestand zijn geschakeld [displaybericht
(K)]. Zodra het einde van de track is bereikt,
schakelt het apparaat in pauze en start het
andere. De procedure blijft zich herhalen tot
de relaiswerking wordt uitgeschakeld. (Druk
hiervoor opnieuw op de toets RELAY.)
4) Tijdens het relaisbedrijf kunt u bovendien op
elk moment in een track met de toets
afspelen van het ene naar andere apparaat
omschakelen.
Opmerking: Nadat alle tracks van een map zijn af -
gespeeld, wordt niet automatisch naar de volgende
map gewisseld. Dit moet steeds handmatig gebeuren
(hoofdstuk 5.1, bedieningsstap 5).
5.5 Een track kort voorbeluisteren
Met de toets CUE (13) kunt u een track kort voor-
beluisteren, zolang deze toets wordt ingedrukt. Na
loslaten van de toets keert het apparaat terug naar
het begin van de track en schakelt het in pauze.
1) Het apparaat moet op Afspelen van een indi-
viduele track zijn ingesteld: Displaybericht
Auto-CUE (C). Als displaybericht CONTINUE
(D) verschijnt, drukt u op de toets SINGLE /
REM (21).
2) Selecteer de track (hoofdstuk 5.1, bedienings-
stappen 4 en 5).
3) Door de toets CUE ingedrukt te houden, kunt
u de track kort voorbeluisteren.
4) Als u de track wilt starten, druk dan op de
toets
(14).
5.6 Versneld vooruit en achteruit zoeken
Om versneld vooruit of achteruit te zoeken, drukt
u eerst enkele keren op de toets JOG MODE
(11) tot de led SEARCH boven de toets oplicht
en de in de tekstregel (Q) het bericht SEARCH
verschijnt. Draai het draaiplateau (12) in de over-
eenkomstige richting. De snelheid van het voor-
uit of achteruit zoeken hangt af van de snelheid
waarmee met het draaiplateau wordt gedraaid.
Aanwijzingen
1. Als tijdens het afspelen van een track gedurende
8 seconden niet meer aan het plateau wordt ge -
draaid, schakelt de functie uit (
van het display).
2. Bij ingeschakelde pauze wordt de huidige plaats na
het vooruit of achteruit zoeken continu herhaald.
Om dit te beëindigen, drukt u tweemaal op de
toets CUE (13) [nieuw Cue-punt wordt geplaatst,
hoofdstuk 5.8.2] ofwel start u het afspelen met
de toets
(14).
5.7 Een bepaalde plaats in een track
precies opzoeken
U kunt een plaats in een track tot op 1 frame
(
1
⁄
sec) nauwkeurig opzoeken, bv. als u het af -
75
spelen niet vanaf het begin van de track, maar
vanaf een bepaalde plaats in de track wenst te
starten.
1) Als u de gewenste plaats door afspelen van
de track of met de functie Snel vooruit / achter-
uit zoeken (
reikt, schakelt u met de toets
2) De led SEARCH boven de toets JOG MODE
(11) mag niet oplichten. Als dit wel het geval
is, drukt u tweemaal op de toets JOG MODE.
3) Door het draaiplateau (12) naar links en rechts
hoofdstuk 4),
te draaien, zoekt u de plaats nauwkeurig op:
– Als het plateau bij het draaien alleen aan
de rand wordt aangeraakt, is de ingestelde
plaats continu herhaald hoorbaar.* Om het
herhaald afspelen te beëindigen, tipt u in
het midden van het plateau.
– Als u het draaiplateau ronddraait door het
geruwde oppervlak aan te raken, dan kunt
u alleen tijdens het draaien geluid horen.
* Als de ingestelde plaats niet herhaald te horen is,
moet u de contactgevoeligheid van het draaipla-
teau wijzigen (
4) Als de gewenste plaats bereikt is, kunt u
vanaf daar het afspelen met de toets
ten.
5.8 Naar een bepaalde plaats
in een track terugkeren
het
Om snel een bepaalde plaats nauwkeurig te
kunnen opzoeken, kunt u met de toetsen CUE /
LOOP 1 – 4 (6) vier startpunten (Cue-punten)
opslaan.
Bovendien kunt u met de toets CUE (13) een
bijkomend startpunt bepalen. In de modus
Afspelen van een individuele track wordt dit
startpunt bij het bereiken of selecteren van een
volgende track echter overschreven met het
startpunt van de volgende track [schakel evt.
met de toets SINGLE / REM (21) om naar Afspe-
len van alle tracks].
Opmerking: De opgeslagen Cue-punten worden ge -
wist bij
– het selecteren van een andere map
– het omschakelen tussen cd en USB
– het uitschakelen van het apparaat
5.8.1 Toetsen CUE / LOOP 1 tot CUE / LOOP 4
Onder elk van de toetsen CUE / LOOP 1 – 4 (6)
kunt u ofwel een Cue-punt of een naadloze loop
(hoofstuk 5.11.7) opslaan.
1) Druk eerst op de toets MEMO (8) om het
opslaan te activeren. De toets MEMO licht op
en de toetsen CUE / LOOP 1 – 4 lichten op in
de volgende kleuren:
Rood = toets niet gebruikt
Groen = Cue-punt opgeslagen
Oranje = loop opgeslagen
2) Ofwel drukt u tijdens het afspelen op een van
de toetsen CUE / LOOP, als de gewenste
plaats bereikt is, ofwel schakelt u op de
gewenste plaats met de toets
pauze, zoekt u de plaats nauwkeurig op met
het draaiplateau (12) en drukt u ten slotte op
een van de toetsen CUE / LOOP. Een reeds
onder de toets opgeslagen Cue-punt of een
naadloze loop wordt daarbij overschreven.
SEARCH
verdwijnt
Herstart het afspelen evt. met de toets
3) Herhaal de bedieningsstappen 1 en 2 om
andere Cue-punten vast te leggen.
4) Met de toetsen CUE / LOOP kunt u nu de bij-
behorende Cue-punten opzoeken: het afspe-
len start vanaf het opgeslagen Cue-punt.
hfdst. 5.6) ongeveer hebt be -
(14) in pauze.
hoofdstuk 5.11.2 Scratcheffect).
star-
(14) in
.
5.8.2 Toets CUE
1) Schakel tijdens het afspelen van een track
met de toets
(14) in pauze, als de plaats
bereikt is, waar later naar moet worden terug-
gesprongen. De toetsen
en CUE (13) lich-
ten op.
2) Indien nodig zoekt u de plaats met het draai-
plateau (12) exact op (
hoofdstuk 5.7).
3) Druk op de toets CUE. Hierdoor wordt de
plaats als Cue-punt opgeslagen en het dis-
playbericht CUE (N) wordt weergegeven. De
toets CUE licht nu continu op. De toets
blijft knipperen als teken om het afspelen te
starten.
4) Herstart het afspelen met de toets
5) Vervolgens kunt u met de toets CUE naar het
CUE-punt terugspringen. Het apparaat staat
daar in pauze.
6) Start het afspelen met de toets
toets CUE ingedrukt, zolang u de track wenst
af te spelen. Na loslaten van de toets CUE
keert het apparaat terug naar het Cue-punt
en schakelt het in pauze.
5.9 Snelheid met of zonder verandering
van toonhoogte wijzigen
U kunt de snelheid met de schuifregelaar PITCH
CONTROL (25) tot ±100 % wijzigen:
+100 % = dubbele snelheid
-100 % = stilstand
1) Selecteer het regelbereik met de toets
RANGE (26). In de tekstregel (Q) wordt kort
de instelling weergegeven:
Pitch 8 %
Pitch 16 %
,
,
Pitch off
, als de snelheidsregelaar op -
nieuw is uitgeschakeld en de track met de
normale snelheid wordt afgespeeld.
2) Stel de snelheid in met de schuifregelaar. Het
display geeft rechts bovenaan (I) de procen-
tuele afwijking aan ten opzichte van de nor-
male snelheid. Het aantal beats (T) verandert
overeenkomstig.
3) Met het wijzigen van de snelheid wijzigt ook
de toonhoogte in verhouding. Als de toon-
hoogte daarbij echter constant moet blijven,
drukt u op de toets MT (27). Het displaybe-
richt MT (U) wordt weergegeven. Om de
functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op
de toets.
5.10 Pitch Bend –
Het ritme van twee muziekfrag -
menten op elkaar afstemmen
Bij gebruik van twee cd/mp3-spelers kunnen de
beats van twee muziekfragmenten met dezelfde
snelheid tijdelijk precies op elkaar worden afge-
stemd. Op deze manier wordt bij het mengen
tussen twee apparaten het ritme tijdens het dan-
sen niet onderbroken.
1) Synchroniseer met de snelheidsregelaar (25)
eerst het tempo van het muziekfragment dat
moet worden ingemengd met het tempo van
het huidige muziekfragment. Stel hiervoor
met de schuifregelaar hetzelfde aantal beats
per minuut in, zie weergave (T) onderaan
rechts op het display.
2) Stem de beats van het muziekfragment dat
moet worden ingemengd, precies af op deze
van het huidige muziekfragment; gebruik
hiervoor de toetsen PITCH BEND (23):
Zolang de toets + of - ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de track sneller resp. trager afge-
speeld. Op deze manier verschuiven de
beats zich volgens de beats van het huidige
muziekfragment.
NL
B
.
of houd de
Pitch 100
of
31