5. Werk nooit in het donker of in een omgeving waar het zicht in de om-
geving slecht is, omdat de machine bijvoorbeeld kan botsen of kan-
telen, of omdat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat. (Gebruik de
koplamp op de machine terwijl u rijdt.)
6. Parkeer de machine, als u hem achter gaat laten, op een vlakke, ste-
vige ondergrond en zet de koppelingshendel voor het maaimes in de
stand "OFF". Schakel de parkeerrem in, schakel de motor uit en ver-
wijder de contactsleutel.
■ Controle en onderhoud
1. Voer controles/onderhoud niet meteen na het uitschakelen van de
motor uit. Wacht totdat de motor en andere hete onderdelen voldoen-
de zijn afgekoeld. Anders kan dit leiden tot onder meer brandwonden.
2. Bij het uitvoeren van reinigings-, controle- en onderhoudswerkzaam-
heden aan de machine moet u de motor uitschakelen en de parkeer-
rem inschakelen. Anders kan dit leiden tot ongevallen.
1. TIPS VOOR HET GEBRUIK
Leg de motor stil.
Schakel de parkeerrem in.
13