AANWIJZING: Let erop dat de hoogte van de plaats
van opstelling en de temperatuur van het te trans-
porteren water het aanzuiggedrag van de pomp
reduceren.
Hoogte
Hoogteverlies
0 m
0 mCL
500 m
500 mCL
1000 m
1000 mCL
AANWIJZING: Zorg bij temperaturen boven 80 °C
dat de pomp in toevoerbedrijf (voordrukfunctie)
kan lopen.
7.2 Hydraulische aansluitinge
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
het product!
De installatie moet voldoende zijn voor de druk
die de pomp bij maximale frequentie en nulde-
biet genereert.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van de
installatie!
Dicht de verbindingen van de buisleiding met
geschikte materialen goed af! Er mag geen lucht in
de zuigleiding komen; leg de aanzuigleiding conti-
nu stijgend (min. 2 %) (afb.1).
• Let er bij starre leidingen op dat het gewicht
van de leidingen niet alleen door de pomp wordt
gedragen. Steunen of buishouders gebruiken
(afb. 1).
• De diameter van de zuigleiding mag nooit kleiner
zijn dan die van de aanzuig-/transportopening.
• De lengte van de zuigleiding begrenzen en zoveel-
mogelijk alle oorzaken vermijden die tot drukver-
lies leiden (bochtstukken, ventielen, vernauwin-
gen, etc.).
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van het
product!
Om de pomp tegen drukslagen te beschermen
moet de terugslagklep aan de perszijde worden
ingebouwd.
7.3
Elektrische aansluitingen
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrische aansluitingen en controles moeten
conform de plaatselijk geldende normen worden
uitgevoerd door een erkende elektricien.
• De elektrische eigenschappen (frequentie, span-
ning, nominale stroom) van de motor met fre-
quentieomvormer worden op het typeplaatje
vermeld. Controleer of de frequentie-omvormer
van de motor overeenkomt met het stroomnet
waarop deze moet worden aangesloten.
Inbouw- en
bedieningsvoorschriften –
Temperatuur
Hoogteverlies
20 °C
0,20 mCL
30 °C
0,40 mCL
40 °C
0,70 mCL
50 °C
1,20 mCL
60 °C
1,90 mCL
70 °C
3,10 mCL
80 °C
4,70 mCL
90 °C
7,10 mCL
100 °C
10,30 mCL
110 °C
14,70 mCL
120 °C
20,50 mCL
Wilo-Economy MHIE
• De elektrische beveiliging van de motor is geïnte-
greerd in de omvormer. Deze is zo ingesteld
op de gegevens van de pomp dat de zowel de
beveiliging van de pomp als die van de motor
gewaarborgd zijn.
• Bij een te hoge weerstand van de nulleider moet
voor de frequentie-omvormer van de motor een
dienovereenkomstige beveiliging worden inge-
bouwd.
• In elk geval moet voor een signaalversterker met
zekeringen (type GF) ter bescherming van de ins-
tallatie gezorgd worden (zie afb. 1, 2, pos. 11).
AANWIJZING: Indien voor de bescherming van per-
sonen een lekstroom-veiligheidsschakelaar moet
worden ingebouwd, een selectieve alstroomgevo-
elige lekstroom-veiligheidsschakelaar met VDE-
toelating gebruiken! Stel de beveiligingsschakelaar
in conform de op het typeplaatje van de frequen-
tie-omvormer aangegeven gegevens.
Gebruik genormeerde aansluitkabels.
GEVAAR! Levensgevaar!
Vergeet niet de installatie te aarden.
De elektrische aansluiting van de frequen-
tie-omvormer (afb. 1D) moet afhankelijk van de
bedrijfssituatie (zie hoofdstuk 8 – Inbedrijfname)
met de schakelschema's in de volgende tabel
overeenkomen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van het
product!
Een fout in de aansluiting kan tot beschadiging
van de frequentieomvormer leiden.
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrokabel mag nooit in contact komen met
de leiding of de pomp.
Bovendien moet deze volledig beschermd zijn
tegen vocht.
• Het is mogelijk om de oriëntatie van de dimmer-
motor met een kwartslag te wijzigen door de
bevestigingsbouten van de motor te verwijderen
en de motor in de gewenste positie te draaien.
• Vervang de schroeven.
GEVAAR! Levensgevaar!
Door het ontladen van de condensatoren van
de omvormer kunnen gevaarlijke spanningen
aanwezig zijn.
• Na het uitschakelen van de stroomvoorziening
daarom altijd 5 minuten wachten voor ingrepen
aan de frequentieomvormer uitgevoerd worden.
• Ervoor zorgen dat alle elektrische aansluitingen
en contacten spanningvrij zijn.
• Ervoor zorgen dat de aansluitklemmen op de
juiste plaats zijn aangesloten.
• Ervoor zorgen dat pomp en installatie correct
geaard zijn.
• De spanningskabel (3 fasen + aarde) moet in de
stopbuspakkinggland worden ingevoerd, zoals
hieronder in zwart aangegeven.
Niet-gebruikte stopbuspakkingglands moeten
met de door de fabrikant aangeleverde plugs
verzegeld blijven.
Nederlands
97