Installatie; Uitlaatdruk Instellen; Terugspoelen; Regelen Van De Instelschaal - Honeywell FK09S Instructions De Montage

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 5

1. Installatie

Tijdens de montage dient men de plaatselijke
voorschriften alsmede de algemene richtlijnen
en het installatievoorschrift in acht te nemen. De
installatieruimte moet vorstvrij en goed
toegankelijk zijn. Voor de filtercombinatie moet
een afsluiter aangebracht worden.
1.1 Montage
1. De netleiding goed uitspoelen.
2. De filtercombinatie aanbrengen
Doorstroomrichting volgens pijl
Montage in een horizontale buisleiding met
naar beneden gerichte zeefhouder.
Tijdens het monteren mag er geen spanning
noch verbuiging optreden.
3. De manometer hermetisch aansluiten.
4. De filtercombinatie is nu bedrijfsklaar.
1.2 Afvoer van het terugspoelwater
Het terugspoelwater moet zo naar het
afvoerkanaal geleid worden, dat het niet
teruggestuwd kan worden.
Daartoe zijn er 3 mogelijkheden :
1. Rechtstreekse aansluiting:
Overgangsmof DN 50/70 alsmede de
benodigde buisleiding en stankafsluiter
(3 ellebogen 90°) in DN 70.
2. Vrije afvoer naar een in de bodem aanwezig riool.
3. Afvoer in een open vat.
Filterformaat Hoeveelheid terugspoelwater*
1
/
" en
3
/
"
12 liter
2
4
1" en 1
1
/
"
15 liter
4
1
1
/
" en 2"
18 liter
2
* Bij een ingangsdruk van 4 bar en een terugspoeltijd van 15 sec.

2. Uitlaatdruk instellen

De drukverlagingsklep werd in de fabriek
op een uitlaatdruk van 4 bar ingesteld.
1. Klep 1 sluiten.
2. Druk in de buisleiding tussen klep 1 en 2
aflaten (bijv. door water af te tappen).
3. Klep 2 sluiten.
4. Klep 1 openen.
5. Gleufschroef 3 losdraaien
Niet eruit draaien!
6. Uitlaatdruk instellen
Instelknop 4 draaien, totdat instelschaal 5
met de gewenste waarde op de manometer
overeenstemt. Wordt de uitlaatdruk op een
lagere waarde ingesteld, dan moet de druk
aan de kant van de uitlaat worden afgelaten,
zodat de gewenste uitlaatdruk zich in kan
stellen.
7. Gleufschroef 1 weer vastdraaien.
8. Klep 2 langzaam openen.
NL

3.Terugspoelen

Voor de terugspoeling wordt een inlaatdruk van
minstens 1,5 bar vereist. Het terugspoelinterval
hangt af van de mate van vervuiling van het
water. Op zijn laatst om de 2 maanden, dient er
volgens DIN 1988, deel 8, een terugspoeling
plaats te vinden.
Teneinde het terugspoelinterval gemakkelijk en
regelmatig in acht te nemen, bevelen wij aan een
terugspoelautomaat Z11S te installeren.
Ook tijdens het terugspoelen kan men
gefiltreerd water aftappen.
3.1 Met de hand bediende terugspoeling
Geschiedt de terugspoeling niet via een
rechtstreekse aansluiting, dan dient men er voor
het terugspoelen een vat onder te plaatsen om
het water op te vangen.
1. De kogelkraan door draaien van de terug-
spoelknop 1 tot aan de pal openen
De merkstreep moet loodrecht staan
Het gepatenteerde terugspoelsysteem
treedt in werking
2. De kogelkraan na ongeveer 15 sec. weer sluiten
Is het filter erg vervuild, dan kan een
langere terugspoeltijd noodzakelijk blijken.
Met behulp van memory-ring 2 kan de eerst-
volgende termijn voor met de hand bediende
terugspoeling ingesteld worden.
3.2 Automatisch terugspoelen met de Z11S
De terugspoelautomaat Z11S is als optie
verkrijgbaar. De automaat zorgt er op
betrouwbare wijze voor, dat het terug- spoelen
van het filter met instelbare tussenpozen van 4
minuten tot 3 maanden plaats grijpt.

4. Regelen van de instelschaal

De instelschaal werd in de fabriek geregeld.
Wordt de instelknop gedemonteerd, dan gaat
deze regeling verloren. Een nieuwe regeling is
met behulp van de manometers mogelijk.
Uitlaatdruk als volgt op 4 bar instellen.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk in de buisleiding tussen klep 1 en 2
aflaten (bijv. door water af te tappen).
3. Klep 2 sluiten.
4. Klep 1 openen.
5. Gleufschroef 3 eruit draaien.
6. Uitlaatdruk door verdraaien van instelknop 4
op 4 bar instellen.
7. Schaalwaarde 4 met de merkstreep in het
midden van het venster in overeenstemming
brengen.
8. Gleufschroef 3 erin draaien.
9. Klep 2 langzaam openen.
8

5. Instandhouding

Wij raden de gebruiker aan, een onderhouds-
contract met een installatiebedrijf af te sluiten.
Overeenkomstig DIN 1988, deel 8, dienen de
volgende maatregelen te worden getroffen :
5.1 Inspectie
Eenmaal per jaar door de gebruiker of door een
installatie- bedrijf te verrichten.
1. Klep 2 sluiten.
2. Controle van de ingestelde uitlaatdruk op de
manometer, wanneer er geen water stroomt.
De druk mag niet toenemen. Blijft de druk niet
bestendig en loopt deze langzaam op, dan
dient men het binnenwerk van de klep na te
zien en eventueel te vervangen zoals onder
«5.2 Onderhoud van den drukverlagingsklep»
beschreven.
3. Klep 2 langzaam openen.
5.2 Onderhoud
Dient door een installatiebedrijf te worden verricht.
Het tijdsinterval (1 - 3 jaar vlg. DIN 1988) is
afhankelijk van de plaatselijke bedrijfscondities.
1. Klep 1 sluiten.
2. De druk in de buisleiding tussen klep 1 en 2
aflaten (bijv. door water af te tappen).
3. Gleufschroef 3 losdraaien
Niet eruit draaien !
4. Veer voor de instelwaarde ontspannen door
de afstelknop naar links (-) te draaien.
5. Klep 2 sluiten.
6. Veerkap eraf schroeven.
Dubbele ringsleutel ZR10K gebruiken.
7. Slipring 4 wegnemen.
8. Het binnenwerk van de klep eruit lichten. Voor
modellen van 1"-1
1
/
" met een lang le werk gaan
4
9. Nagaan, of pakking 5 en knijpstukrand 6 in
goede staat verkeren en zonodig het binnen-
werk van klep D06FA volledig vervangen. Ter
vervanging van gleufrung 7 compleet
reservefilter FN09S 8 met ringsleutel ZR08

(toebehoren)

10. Montage in omgekeerde volgorde
Membraan met de vinger indrukken,
vervolgens de slipring erin leggen (op de
juiste ligging letten).
11. Instelschaal regelen zoals in hoofdstuk 4
beschreven.
12. Uitlaatdruk door draaien van de instelknop
regelen (zie hoofdstuk 2).
NL
5.3 Filter
Het filter moet regelmatig en op zijn laatst om
de 2 maanden door terugspoeling gereinigd
worden.
- Dat mag door de gebruiker worden gedaan.
Wordt daarmee geen rekening gehouden, dan
kan dat tot verstopping van het filter leiden.
Drukverlaging en een verminderde door-
stroomcapaciteit zijn daarvan het gevolg.
De filterzeven zijn van roestvrij staal. Een rood
aanslag als gevolg van roestafzetting uit de
buisleidingen heeft generlei invloed op de
functie noch op de werking van het filter.

6. Toepassingsgebied

Uitlaatdruk
1,5 - 6 bar
Vooraf in de fabriek op 4 bar ingesteld.
Aansluitingsformaat
1
/
" - 2"
2
Met doorzichtige zeefhouder
Medium Water tot
max. 40 °C
Inlaatdruk
max. 16 bar
Voor het reinigen van synthetisch materiaal
geen schoonmaakproducten gebruiken, die
oplosmiddelen bevatten.
Op plaatsen onderhevig aan ultraviolette
bestraling of daar, waar oplosmiddeldampen
optreden, een bronzen zeefhouder
gebruiken.
Met bronzen zeefhouder
Medium Water tot
max. 70 °C
Inlaatdruk
max. 25 bar
* Is de waterdruk hoger dan 16 bar, dan moet er een manometer met
een hoger schaalbereik als ingangsmanometer gebruikt worden.
7. Veiligheidswenken
1. Bedient u zich van de apparatuur
in onberispelijke conditie
overeenkomstig de doelstelling daarvan
rekening houdend met veiligheid en
mogelijke gevaren
2. Neemt u het installatievoorschrift in acht.
3. Laat u defecten, die aan de veiligheid
afbreuk kunnen doen, onmiddellijk verhelpen.
4. Filtercombinatie FK09S is uitsluitend
bestemd voor de in dit installatievoorschrift
vermelde toepassingsgebieden. Een ander
of daaraan te buiten gaand gebruik wordt
geacht in strijd te zijn met de doelstelling
daarvan.
8. Reserveonderdelen en toebehoren
Zie bladzijde 14, 15
9

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières