6. Bediening
Aanwijzing!
Meetwijdte en meetnauwkeurigheid kunnen wor-
den beïnvloed door externe factoren, zoals bijv.
zonlicht of door een slechte refl ectiegraad, en
vervalsen het meetresultaat.
6.1 Verklaring van de functietoetsen (fi g. 3)
A
Inschakel/Meet-toets
B
Toets meetopties
C Uitschakeltoets/Verwijderen
D
Optelling
E
Aftrekking
F
Selectie van het referentiepunt voor de af-
standsmeting / Selectie van de meeteenheid
6.2 Laser in-/uitschakelen
•
Druk iets langer op de inschakel/meet-toets
(A) om de laser in te schakelen.
•
Druk ongeveer 1 seconde op de uitschakel-
toets (C) en houd deze ingedrukt om de laser
uit te schakelen.
6.3 Maateenheid instellen (fi g. 3, pos. 4F)
Als standaard is de metrische maateenheid meter
(m) ingesteld. U kunt echter ook kiezen tussen 3
andere eenheden. Druk daarbij op de toets F en
houd deze ingedrukt, tot de eenheid verandert.
Herhaal dit proces, tot de gewenste maateenheid
wordt weergegeven.
6.4 Referentiepunt instellen (fi g. 3 - 4)
Er kan vanuit 3 verschillende referentiepunten
aan het apparaat worden gemeten. Druk daar-
voor kort op de toets F en selecteer het gewenste
referentiepunt.
•
Referentiepunt voorkant (zie fig. 4a)
•
Referentiepunt achterkant (zie fig. 4a)
•
Referentiepunt uitklapbare aanslag
(zie fig. 4b)
6.5 Meetfuncties gebruiken
Aanwijzing
Na afsluiting van een meting schakelt de laserst-
raal zich automatisch uit. Druk op de inschakel/
meet-toets.
Anl_TC_LD_50_SPK2.indb 40
Anl_TC_LD_50_SPK2.indb 40
NL
6.5.1 Functie: „Enkele afstand meten"
„Geen symbool" (fi g. 5)
Procedure:
•
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
•
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
•
1x toets A: laser inschakelen
•
laser uitrichten
•
1x toets A: meten
→ Resultaat wordt onderaan weergegeven
in m
6.5.2 Functie: „Doorlopende afstand meten
(min/max)"
„Symbool
" (fi g. 6)
Procedure:
•
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
•
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
•
1x toets A: laser inschakelen
•
laser uitrichten
•
1x toets A 2 seconden indrukken: doorlopend
•
meten
→ Min: kleinste meetresultaat wordt weerge-
geven (fig. 6a)
→ Max: grootste meetresultaat wordt weerge-
geven (fig. 6b)
Helemaal onderaan wordt het huidige mee-
tresultaat weergegeven in real time
6.5.3 Functie: „Vlakken meten"
„Symbool
" (fi g. 7)
Procedure:
•
1x toets A iets langer indrukken: apparaat
inschakelen
•
1x toets B indrukken: functie selecteren
•
eventueel toets F: referentiepunt aan het ap-
paraat kiezen
•
1x toets A: laser inschakelen
•
laser uitrichten
•
1x toets A: lengte van het vlak meten
•
1x toets A: laser inschakelen
•
laser uitrichten
•
1x toets A: breedte van het vlak meten
→ Resultaat wordt onderaan weergegeven
in m²
- 40 -
17.11.2016 09:30:44
17.11.2016 09:30:44