3. VERZORGING EN ONDERHOUD
VOORZICHTIG
VERBREEK DE VERBINDING met de stroombron VOORDAT u reinigings-
of onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoeren!
Gebruik een zachte vochtige doek voor het reinigen van het rooster, de behuizing
en de afstandsbediening.
Neem altijd contact op met gekwalificeerd personeel voor reparatie- of onderhoudswerkzaamheden
die niet door de gebruiker kunnen worden uitgevoerd, zoals diepe reiniging, smering, en controle
van de werking van kritieke onderdelen.
Het luchtfilter reinigen
Neem contact op met gekwalificeerd onderhoudspersoneel voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden waarbij het nodig
is om kappen te verwijderen. Controleer regelmatig de luchtfilters en reinig ze indien nodig om goede prestaties te houden.
Van achteren geventileerde installatie:
Verwijder de schroeven van het filter (2 stuks) en neem het filter
van de unit af.
Reinig het luchtfilter
Het luchtfilter kan worden gereinigd met een stofzuiger of met schoon water. Als er sprake is van overmatige ophoping van stof, reinig de unit dan met
een mild wasmiddel en laat het op een koele plek drogen. Plaats het luchtfilter terug in de omgekeerde volgorde als hierboven beschreven.
Voorbereiding voor opslag
[langere perioden dat de unit niet wordt gebruikt]
1. Reinig de luchtfilters
2. Gebruik in een vochtige omgeving de 'Fan only'-modus alleen totdat
de unit droog is.
3. Zet de airconditioner uit met de afstandsbediening en verwijder
de batterijen.
4. Koppel de unit los van de voeding.
Installatie met dalende ventilatie:
Druk het filter enigszins omhoog om de positiehouder uit de flensgaten te laten
komen en neem het filter uit in de richting van de hieronder afgebeelde pijl.
OPMERKING:
De kant van de luchtinlaat moet naar boven toe wijzen als u de unit
met een stofzuiger reinigt.
De kant van de luchtinlaat moet naar beneden toe wijzen als
u de unit met water reinigt.
Opnieuw in gebruik stellen na opslag
1. Controleer of de luchtinlaat of luchtuitlaat wordt geblokkeerd.
2. Reinig de luchtfilters
3. Controleer op beschadigde draden of correcte aarding.
4. Sluit de voeding van de unit weer aan
5. Wacht 24 uur wanneer de omgevingstemperatuur laag is.
6. Plaats de batterijen weer in de afstandsbediening en zet de unit aan.
NL-6