Voorbeeld:
U gebruikt een zoomobjectief met de brandpuntsafstanden van 35 tot 105
mm. In dat geval stelt u de zoomstand van de reflector gewoon in op 35 mm!
Met de hand verstellen van de zoomstand bij A-Zoom
De zoomstand van de reflector kan ook bij het werken van de flitser met een
adapter van het systeem SCA 3002 en een camera die gegevens doorgeeft,
worden veranderd om bijv. bepaalde verlichtingseffecten te bereiken (bijv.
hot-spot enz.):
Na het opslaan wordt in het display M-Zoom aangegeven.
Terugzetten naar de A-zoomfunctie
• Tip de ontspanknop op de camera even aan zodat er een uitwisseling van
gegevens tussen flitser en camera kan plaatsvinden.
• Verander de zoomstand zo vaak, dat in het display A-Zoom wordt aange-
geven.
10. Met de hand in te stellen correcties op de
flitsbelichting
De belichtingsautomatiek van de flitser en de meeste camera's is afgestemd
op een reflectiegraad van zo'n 25% (gemiddelde reflectiegraad van te flitsen
onderwerpen). Een donkere achtergrond die veel licht absorbeert of een lich-
te achtergrond die sterk reflecteert (bijv. bij tegenlichtopnamen), kunnen lei-
den tot over-, c.q. onderbelichting van het onderwerp.
Om bovengenoemd effect te compenseren kan de flitsbelichting via een met
de hand in te stellen correctiewaarde aan de opnamesituatie worden aange-
past. De grootte van deze correctiewaarde tussen hangt af van het contrast
tussen onderwerp en achtergrond!
Op de flitser kunnen in de TTL-flitsfunctie en in de functie van automatisch-flit-
sen A met de hand correctiewaarden voor de flitsbelichting van–3 EV (dia-
fragmawaarden) tot +3 EV (diafragmawaarden) in stappen van een derde
EV worden ingesteld.
64
De meeste camera's hebben een instelmogelijkheid voor belichtingscorrecties
die ook bij de TTL-flitsfunctie te gebruiken is. Let hiervoor op de aanwijzingen
in de gebruiksaanwijzingen van uw camera.
Donker onderwerp tegen een lichte achtergrond:
positieve correctiewaarde (ongeveer +1 tot +2 stops EV).
Licht onderwerp tegen een donkere achtergrond:
Negatieve correctiewaarde (ongeveer -1 tot -2 stops EV).
Bij het instellen van een correctiewaarde kan de aanduiding van de reikwijd-
te van het flitslicht in het display van de flitser zich aanpassen aan de correc-
tiewaarde en dus veranderen (afhankelijk van type camera en SCA-adap-
ter).
Een met de hand in te stellen correctiewaarde in de TTL-flitsfunctie kan
alleen dan plaatsvinden als camera en SCA-adapter (alleen systeem
SCA 3002) deze functie ondersteunen (zie de gebruiksaanwijzingen
van camera en SCA-adapter)! Als camera en SCA-adapter deze func-
tie niet ondersteunen zal de ingestelde correctiewaarde niet in wer-
king treden.
Bij sommige types camera moet de met de hand in te stellen correctiewaarde
op de flitsbelichting op de camera worden ingesteld. In het display van de
flitser wordt dan geen correctiewaarde aangegeven.
11. Invulflitsen (Afb. 5 en 6)
De flitser kan ook gebruikt worden voor invulflitsen bij daglicht, bijv. om
schaduwen weg te werken en ook bij tegenlichtopnamen een uitgebalanceer-
de belichting te verkrijgen. Hiervoor kunt u uit een aantal mogelijkheden kie-
zen.
11.1 Automatisch TTL-invulflitsen
Bij de meeste types camera wordt bij daglicht geheel automatisch, bij auto-
matisch-geprogrammeerde belichting 'P' en de onderwerpsprogramma's, de
invulflitsfunctie geactiveerd (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).