In het display van de stuurunit kunnen de volgende parameters worden aan-
gegeven:
flitsfunctie, flitsparameters, reikwijdte en de geactiveerde, bijzondere func-
ties. De telkens actuele omvang van de aanduidingen aan symbolen hangt af
van de gekozen flitsfunctie, het type camera en de SCA-adapter, c.q. stan-
daardvoet 301.
6. Flitsfuncties (Modemenu)
De flitser ondersteunt de flitsfuncties TTL, automatisch-flitsen A, manual M en
stroboscoop
.
Bij het werken met een SCA-adapter van het systeem SCA 3002 wor-
den, afhankelijk van het camerasysteem (fabrikant) en type camera,
extra flitsfuncties ondersteund. Deze kunnen in het Modemenu uitge-
kozen, c.q. geactiveerd worden.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toets 'Mode' (flitsfunctie), dat in het display 'Mode'
wordt aangegeven.
• Stel, met de toetsen UP
en DOWN
matisch-flitsen A, manual M, enz.) in. De gekozen flitsfunctie verschijnt
hierbij in een balkje. De instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets 'Return'
. Het display schakelt terug naar de normale
aanduidingen. Als u niet op de toets 'Return'
display na ong. 5 s. automatisch naar de normale aanduidingen terug.
Alle flitsfuncties, behalve 'Remote', worden ook door de hulpreflector
van de flitser ondertsteund.
Flitsfunctie met de standaardvoet 301, c.q. een SCA-adapter van het
systeem SCA 300
De flitsparameters voor ISO, diafragmawaarde en brandpuntsafstand van
het objectief, c.q. de reflectorstand moeten met de hand op de stuurunit van
de flitser worden ingesteld (zie 7).
De aanduiding van de reikwijdte in het display van de stuurunit wordt in
de gewenste flitsfunctie (TTL, auto-
drukt, schakelt het
overeenstemming met de ingestelde flitsparameters aangegeven.
Flitsfunctie met een SCA-adapter van het systeem SCA 3002
De flitsparameters voor ISO, diafragmawaarde en brandpuntsafstand van
het objectief, c.q. de reflectorstand worden automatisch ingesteld als de
camera de betreffende gegevens naar de flitser overdraagt (zie de gebruik-
saanwijzingen van camera en SCA-adapter ).
De aanduiding van de reikwijdte in het display van de stuurunit vindt in ove-
reenstemming met de door de camera overgebrachte flitsparameters plaats.
Voorzover de camera een of meerdere flitsparameters niet over-
draagt, moeten deze met de hand op de stuurunit worden ingesteld
(zie 7).
6.1 TTL-flitsfunctie
De TTL-flitsfunctie is alleen mogelijk als camera en SCA-adapter de
TTL-flitsfunctie ondersteunen (zie de gebruiksaanwijzingen van
camera en SCA-adapter )!
In de TTL-flitsfunctie (standaard-TTL) meet een sensor in de camera door het
objectief heen (TTL = Through The Lens) het door het onderwerp gereflecteer-
de licht. Daardoor worden bij de lichtmeting bijv. ook de vertragingsfactor
van voor het objectief geplaatste filters en de exacte beelduitsnede in acht
genomen. Zodra de flitser voldoende licht heeft afgegeven schakelt de belich-
tingsautomatiek in de camera via de SCA-adapter de flitser uit.
• In het display kan de max. reikwijdte van het flitslicht worden afgelezen.
De kortste flitsafstand bedraagt ong. 10% van de maximale reikwijdte. Het
onderwerp zou zich ongeveer in het middelste derde deel van de aange-
geven reikwijdte moeten bevinden, zodat de elektronica voldoende speel-
ruimte voor een goede belichting wordt geboden.
Voor het functioneren van de TTL-flitsfunctie zijn de instellingen van
ISO en diafragmawaarde van geen belang! Als de diafragma- en
ISO-waarden correct ingesteld zijn, wordt in het display de correcte,
maximale reikwijdte aangegeven.
Zie voor de instellingen hoofdstuk 6. „Het instellingen".
57