10. Verlichtingshoek en groothoekvoorzetstuk
Met het groothoekvoorzetstuk wordt de horizontale verlichtingshoek van 62 °
naar 65 ° en de verticale verlichtingshoek van 42 ° naar 60 ° vergroot.
Het groothoekvoorzetstuk moet bij brandpuntsafstanden van minder dan 35
mm ( kleinbeeld 24 x 36 mm ) c.q. minder dan 75 mm ( formaat 6 x 6 cm )
worden gebruikt.
De flitsreikwijdten verminderen bij het opsteken van het groothoekvoorzetstuk
automatisch.
11. Belichtingscorrecties
De belichtingsautomatieken zijn afgestemd op een reflectie van 25 % (gemid-
delde reflectiegraad van flitsonderwerpen). Een donkere achtergrond die
veel licht absorbeert en een lichte achtergrond die sterk reflecteert ( bijv.
opnamen met tegenlicht ), kunnen aanleiding vormen tot over- resp. onder-
belichting.
11.1 Belichtingscorrectie bij flitsen met automatiek
Om het bovengenoemde effect te compenseren, kan de belichting door het
openen en sluiten van het cameradiafragma worden gecorrigeerd. Bij een
overwegend lichte achtergrond onderbreekt de sensor van de flitser de lich-
tafgifte te vroeg en het eigenlijk te fotograferen onderwerp wordt te donker.
Bij een donkere achtergrond wordt de lichtafgifte te laat onderbroken en het
onderwerp wordt te licht.
lichte achtergrond:
cameradiafragma 1/2 tot 1 stop openen
( bijv. van 5,6 naar 4 )
donkere achtergrond:
cameradiafragma 1/2 tot 1 stop sluiten
( bijv. van 8 naar 11 )
11.2 Belichtingscorrectie in de TTL-flitsfunctie
Veel camera's hebben een instelelement voor belichtingscorrecties, dat ook
bij de TTL- flitsfunctie te gebruiken is.
Let op de opgaven in de gebruiksaanwijzing van de camera.
Een belichtingscorrectie door veranderen van het objectiefdiafragma is hier
niet mogelijk, daar de belichtingsautomatiek van de camera het veranderde
diafragma weer als normaal automatiekdiafragma ziet.
12. Onderhoud en verzorging
Verwijder vuil en stof met een zacht, droog, of met siliconen behandeld
doekje. Gebruik geen reinigingsmiddelen - de kunstsofdelen zouden bescha-
digd kunnen worden.
Formeren van de flitscondensator
De in de flitser ingebouwde flitscondenstor ondergaat een natuurkundige ver-
andering, wanneer het apparaat gedurende langere tijd niet wordt inge-
schakeld. Daarom is het noodzakelijk het apparaat eens per kwartaal gedu-
rende ong. 10 min. in te schakelen. De accu moet daarbij zoveel energie
leveren, dat de flitser uiterlijk 1 min. na het inschakelen, flitsparaat is.
13. Technische gegevens
Richtgetallen bij ISO 100/21°:
in metersysteem 45, in feetsysteem 148
6 automatiekdiafragma's bij ISO 100/21°:
2,8 - 4 - 5,6 - 8 - 11 - 16
Flitsduur:
• ong. 1/300 ... 1/20 000 seconde,
• in handbediende functies 1/300 seconde met vol vermogen,
• bij 1/2 vermogen ong. 1/1000 seconde,
• bij 1/4 vermogen ong. 1/2500 seconde,
• bij winder-functie ong. 1/10 000 seconde.
x
37