Istruzioni per l'uso del recinto elettrico ranger N80
Rispondente alle norme costruttive e di sicurezza per gli apparecchi
elettrifi catori di recinzioni SECURA ANIMAL o SECURA SECURITY (www.horizont.com)
Montaggio e collegamento: Il montaggio deve essere effettuato presso un luogo escluso dal rischio
di incendi e protetto da influssi atmosferici. L'apparecchio deve essere montato in verticale. Il cavo
di terra viene collegato al morsetto con il simbolo di messa a terra (
morsetti con il simbolo del fulmine (
o
Nel caso in cui il cavo del recinto parta da un edificio è necessario installare un impianto parafulmine.
Avviamento e controlli: (page 3 / fig. 2)
Collegare la centralina alla rete 230 V. Dopo alcuni secondi un tic-tic-tac leggero può essere sentito. La
lampada di controllo (1) ed i flash del Livello di tensione della recinzione (2) lampeggiano. Se la lampa-
da di controllo (2) lampeggia significa che lo stimolatore funziona correttamente. Se questa lampada
non è costante lo stimolatore è difettoso.
Le 6 lampade di controllo (2) indicano la tensione della recinzione: ogni luce = 1000V.
Almeno 3 lampade dovrebbero lampeggiare (3000V) per accertare la tensione e la recinzione sufficienti.
Cause possibili quando la tensione è troppo bassa:
a) con recinzione:
la vegetazione provoca dispersione dalla recinzione,
o recinzione troppo lunga.
b) senza recinzione:
lo stimolatore è difettoso, contattare l'assistenza.
L'apparecchio è dotato di due uscite del recinto:
(Z1) = max.
(Z2) = ridotto (Pagina 3 / Fig. 2)
Entrambe le prese possono fare funzionare recinzioni separate allo stesso tempo. Uno short nella
recinzione Z2 non ha influenza forte su Z1 ma uno short o una deviazione in Z1 significa una riduzione
ulteriore di Z2. Nel caso in cui si collegano due recinti viene visualizzata solo l'uscita del recinto ridotta.
Funzionamento irregolare (3): In modo da evitare di scaricare sulla linea del recinto delle tensi-
oni non ammissibili, l'apparecchio è dotato di un controllo dei cicli. Se i cicli superano un determinato
valore, l'apparecchio riduce automaticamente la potenza.
Quando la spia di funzionamento (3) irregolare segnala, l'apparecchio fornisce al recinto solo degli
impulsi di tensione ridotta. Possibili cause: sovratensioni sulla rete di alimentazione, l'apparecchio è
stato colpito da un fulmine oppure un guasto all'interno dell'apparecchio.
Per ripristinare il funzionamento regolare occorre spegnere l'apparecchio per 30 secondi circa.
Alla riaccensione la spia deve rimanere spenta, in caso contrario può essersi verificato un gu-
asto all'interno dell'apparecchio e conviene farlo controllare ( - se necessario, ripetere questo
processo! )
Controllo della messa a terra (4):
Provocare un corto circuito a ca. 50m di distanza dalla centralina del
recinto da pascolo con un'asta di metallo piantata nel terreno contro
il filo del recinto da pascolo (niente plastica). La centralina a questo
punto dovrebbe far accendere solo massimo 1 spie (terreno umido)
o massimo 2 spie (terreno asciutto), altrimenti (vedi figura)
è necessario aumentare il numero di pali per la messa a terra
Assistenza: Gli interventi di riparazione possono essere eseguiti solo da personale qualifica-
to. Devono essere impiegati solo pezzi di ricambio prescritti dalla casa costruttrice. Quando si
danneggia il cavo di collegamento di questo apparecchio è necessario sostituirlo con un cavo
di collegamento speciale disponibile presso la casa produttrice o il sevizio clienti.
8
), mentre il cavo del recinto ai
).
Gebruiksaanwijzing van het schrikdraadapparaat ranger N80
it
in samenhang met de veiligheidsinstructies voor elektrische afrasteringen
SECURA ANIMAL of SECURA SECURITY (www.horizont.com)
Installatie en aansluiting: Montage op een plaats beschermd van weersinvloeden en waar er geen
risico is op brand. Het apparaat moet in een verticale positie worden opgehangen. De aardepen moet
in de grond worden gestoken zo diep mogelijk bij voorkeur op een vochtige plaats.
De aardingsdraad moet op de aansluitklem met aanduiding (
Sluit de afrasteringdraad aan op de aansluitklem met aanduiding (
Als het schrikdraadapparaat in of aan een gebouw is gemonteerd, moet deze worden uitgerust met
een bliksembeveiliger.
Operationeel maken: Sluit het schrikdraadapparaat aan op de netspanning. Na enkele seconden
hoort men een gelijkmatig tikken: het apparaat is operationeel. Het controlelampje (1) en de afraste-
ringspanningsindicator (2) lichten op in het ritme van de elektrische impuls. (fig. 2 / bladzijde 3) Het
knipperen van het controlelampje (1), geeft aan dat het schrikdraadapparaat goed functioneert. Als
dit lampje niet brandt of constant brandt, is het apparaat defect. De afrasteringspanningsindicator
(2) geeft de afrasteringspanning aan in stappen van 1000V. Voor een voldoende zekere functionering
van de afrastering moeten er minimaal 3 lampjes (3000V) branden, anders is de afrasteringspanning
onvoldoende.
Mogelijke oorzaken:
Het apparaat heeft 2 spanningsuitgangen:
Beide uitgangen kunnen gelijktijdig verschillende afrasteringen voeden. Een kortsluiting aan de gered-
uceerde uitgangen heeft nagenoeg geen invloed op de sterke uitgang. Maar een storing aan de sterke
uitgang zal de spanning van de gereduceerde uitgang evenredig afnemen.
Als beide uitgangen aangesloten zijn op een afrastering, wordt alleen de gereduceerde uitgang weer-
geven op de spanningsindicator.
Werking gestoord (3): Om te verhinderen dat ongeoorloofde energie aan de afrastering gegeven
wordt, bezit het apparaat een functiecontrole. Overschrijdt de functie-controle een bepaalde waarde,
dan schakelt het apparaat automatisch terug naar de aangegeven prestatie. Wanneer de het lampje
onder het venster (3) oplicht, geeft het apparaat alleen nog gereduceerde spanningsimpulsen aan de
afrastering. Mogelijke oorzaken: bliksem inslag, sterkt verhoogde netspanning, constante spannings-
overslag in de afrastering, defect apparaat.
Om de reducering te verwijderen, schakelt men het apparaat voor ongeveer 30 seconden uit. Na
het opnieuw aansluiten moet de lamp uitgaan. ( - Indien nodig, herhaal dit proces! )
Controle van de aarding (4): Op ca. 50m van het schrikdraadap-
paraat kortsluiting veroorzaken, met behulp van een metalen pen die
in de grond is geslagen. Op het schrikdraadapparaat mag maximaal
1 lampje (vochtige bodem) respectievelijk maximaal 2 lampjes (dro-
ge bodem) gaan branden. Branden er meer lampjes, dan moet een
aantal aardpennen verhoogd worden.
Service: Indien de aansluitleiding van dit apparaat beschadigd wordt, moet ze door de fabri-
kant, diens klantenserviceafdeling of een gelijkaardig gekwalificeerd persoon vervangen wor-
den om gevaren te vermijden. Service en reparaties alleen door bevoegde vakmensen !
Alleen de door de producent aangegeven vervangingsonderdelen gebruiken.
) worden aangesloten.
Met afrastering:
veel begroeiing, slechte isolatoren,
kortsluiting of de afrastering is te lang.
Zonder afrastering: het apparaat is defect.
Breng het apparaat ter reparatie naar de dealer.
(Z1) = max.
(Z2) = gereduceerd (fig. 2 / blad. 3)
nl
en
)
9