3. Pas de draad indien nodig aan en zet de trekontlasting vast.
4. Maak de recorderaansluitingen met gedraaide afgeschermde bedrading en sluit de afscherming
aan op het bestuurde onderdeeleinde of bij het regelluseinde.
• Verbind de afscherming niet aan beide uiteinden van de kabel.
• Gebruik van een niet afgeschermde kabel kan zorgen voor storingen en verschil in
meetwaarden.
• De maximale lusweerstand is 500 ohm.
5. Sluit het deksel van de controller en draai de schroeven van het deksel aan.
6. Configureer de uitgangen in de controller.
Afbeelding 3 Analoge uitgangsaansluitingen
5.2.6 De optionele digitale communicatie-uitgang aansluiten
De communicatieprotocollen Modbus RS485, Modbus RS232, Profibus DPV1 en HART worden
ondersteund. De optionele digitale uitgangsmodule wordt geïnstalleerd op de locatie die wordt
aangegeven door item 4 in
netwerkmodule worden meegeleverd voor meer details.
Voor informatie over Modbus-registers kunt u
raadplegen en zoeken naar Modbus-registers of naar een willekeurige sc200-productpagina gaan.
5.3 Monster- en afvoerleidingen aansluiten
Sluit de monster- en afvoerleidingen aan op de koppelingen aan de achterzijde van het paneel.
1. Sluit de monsterleiding aan op de koppeling van de inlaatleiding met een buitendiameter van
4/6 mm.
2. Sluit een afvoerleiding aan op de koppeling van de afvoerleiding met een buitendiameter van
6/8 mm. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk bij atmosferische druk.
Afbeelding 2
op pagina 199. Raadpleeg de instructies die met de
http://www.de.hach.com
of
http://www.hach.com
Nederlands 205