WAGNER W 90 Manuel D'utilisation page 39

Spuitpistool W 90
Spuittechniek
• Het spuitbeeld wordt grotendeels bepaald door de gladheid en
reinheid van het oppervlak voor het spuiten. Daarom het
oppervlak zorgvuldig voorbehandelen en stofvrij houden.
• Niet op te spuiten oppervlakten afdekken. In acht nemen dat de
spuitnevel b.v. door wind over grote afstanden kan worden
meegenomen en daardoor schade kan veroorzaken.
• Op karton of vergelijkbare ondergrond een spuitproef door
voeren, om de juiste instelling van het spuitpistool te bepalen.
• Het spuitpistool tijdens het spuiten zo horizontaal mogelijk
houden. Bij het spuiten naar boven (b.v. bij een plafond) of naar
beneden (b.v. bij een vlak liggende deur) de buigzame
sproeierverlenging (speciaal toebehoren) gebruiken.
Belangrijk: Buiten het spuitvlak beginnen en onderbrekingen
binnen het spuitvlak vermijden.
• Niet teveel verf in een doorgang opspuiten. Eerst een dunne laag
aanbrengen, om na kort aandrogen nogmaals over te spuiten. Dit
is vooral belangrijk bij verticale oppervlakten, om uitlopers te
vermijden.
• De afstand van de sproeier naar het spuitobject hangt af van de
transporthoeveelheid. Bij een lage transporthoeveelheid is het
mogelijk, zeer dicht op het spuitobject te werken. Zo blijft de
spuitnevel gering.
• Het spuitpistool tijdens het spuiten gelijkmatig geleiden.
Versnelling of verlangzaming tijdens het spuiten veroorzaken een
onregelmatig spuitbeeld, verfspetters, uitlopers en blaasjes.
• De spuitbeweging niet vanuit de pols, maar vanuit de arm laten
komen. Zo garandeert u tijdens het spuiten steeds dezelfde
afstand tussen spuitpistool en oppervlakte (afbeelding 6, 7).
36
NL