2
Veiligheid
2.1
Algemene aanwijzingen
2.2
Eigenlijk gebruik
2.3
Oneigenlijk gebruik
2.4
Voorbereiden voor een veilig gebruik
2.5
Veiligheid bij het gebruik
2.6
Veiligheid bij onderhoud en bewaring
2.7
Symbolenoverzicht
2.1
Algemeen aanwijzingen
1. Deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig doorlezen. Maakt u zich
vertrouwd met de bedieningselementen en het correct gebruik
van het apparaat.
2. Kinderen alsmede personen die niet vertrouwd zijn met de
gebruiksaanwijzing mogen de grasmaaier niet bedienen. De
plaatselijk geldende leeftijdsbeperkingen voor het gebruik van
het apparaat dienen te worden nageleefd.
3. De maaimachine niet in de directe nabijheid van personen, met
name van kinderen en huisdieren in gebruik nemen.
4. De bediener is verantwoordelijk voor schade die aan derden en
hun eigendommen wordt toegebracht.
2.2
Eigenlijk gebruik
De gazonmaaier dient uitsluitend voor het verzorgen van gras- en
gazonoppervlakken in particuliere en hobbytuinen. Elk verdergaand
gebruik geldt als oneigenlijk. Voor hieruit resulterende schade is
Roth Motorgeräte GmbH niet aansprakelijk.
2.3
Oneigenlijk gebruik
De gazonmaaier mag niet worden gebruikt voor het maaien van
struiken, heggen en bosjes, voor het maaien van klimplanten of van
gras op dakaanplantingen of in balkonbakken en voor het reinigen
(afzuigen, wegblazen, sneeuwruimen) van looppaden of als
hakselaar voor het verkleinen van boom- en hegtakken.
De gazonmaaier mag eveneens niet als aandrijfaggregaat voor
andere werktuigen en werktuigsets worden gebruikt.
Als oneigenlijk geldt eveneens het trekken van gazonveegappara-
ten en strooiwagen. Dit geldt ook voor het aanbrengen van
aanhangers, bijv. om mee te rijden, voor het transporteren van
gemaaid gras behalve de hiervoor door TORO bestemde grasop-
vangeenheid.
14
2.4
Voorbereidingen voor een veilig gebruik
1. Bij het maaien steeds vast schoeisel en een lange broek
dragen. Niet met open sandalen of op blote voeten maaien.
2. Het te maaien oppervlak dient vooraf zorgvuldig te worden
onderzocht, voorwerpen die door de maaimachine kunnen
worden weggeslingerd, verwijderen.
3. Voor de ingebruikname een visuele controle uitvoeren en de
mesbalk, de mesbebevestigingsschroeven en de maaieenhe-
den op slijtage en beschadiging controleren.
Versleten of beschadigde messen en schroeven steeds per set
vervangen om ze in balans te houden.
2.5
Veiligheid bij het gebruik
1. Uitsluitend bij daglicht of goede verlichting maaien.
2. Geen nat gras maaien.
3. Bij het maaien op steile hellingen erop letten dat men stabiel
staat.
4. Op stapvoets tempo maaien, niet rennen.
5. Maai met, van wielen voorziene cyclomaaiers, altijd dwars t.o.v.
de helling, nooit omhoog of omlaag.
6. Pas op bij richtingsveranderingen aan hellingen.
7. Niet op extreem steile hellingen maaien.
8. Pas op bij achterwaartse bewegingen of bij het trekken van de
grasmaaier.
9. Gazonmaaier uitschakelen, wanneer de gazonmaaier voor het
oversteken van oppervlakten buiten het gazon moet worden
gekanteld alsmede bij transport van het apparaat naar het te
maaien gazon en terug.
10. De gazonmaaier nooit met defecte veiligheidsinrichtingen,
zoals bijv. bumper en/of grasopvanginrichtingen gebruiken.
11. Bij het starten resp. inschakelen van de motor dienen alle
instructies te worden nageleefd en er moet op worden gelet dat
de voeten zich op een veilige afstand t.o.v. de messen van de
gazonmaaier bevinden.
12. Gazonmaaier bij het starten resp. inschakelen van de motor niet
schuin zetten, tenzij de motor voor het starten in de gekantelde
stand moet worden gebracht. In dat geval mag het apparaat niet
schuiner dan strikt noodzakelijk is worden gezet, en wel mag
men slechts dat gedeelte kantelen dat naar de van de gebruiker
af gerichte kant wijst.
13. Bij het starten van de motor bij de grasuitwerpinrichting uit de
buurt blijven.
14. Handen en voeten niet aan of onder draaiende delen steken.
Op afstand van de uitwerpopening blijven.
15. Gazonmaaier niet met lopende motor omhoog tillen of dragen.
16. Motoruitzetten en de netstekker in de volgende gevallen
verwijderen.
•
voor het verwijderen van verstoppingen resp. ophopingen in het
uitwerpkanaal
•
voor de uitvoering van inspectie-, reinigings- of andere werk-
zaamheden aan de gazonmaaier,
•
nadat de gazonmaaier op een vreemd voorwerp gestoten is.
Onderzoek de gazonmaaier t.a.v. beschadigingen en voer
alvorens deze opnieuw te starten en weer in gebruik te nemen
de vereiste reparaties uit.
•
bij sterke trillen aan het apparaat (meteen controleren)
17. Voor het instellen en reinigen va de maaier of voor het
controleren of de netaansluiting is verdraaid of beschadigd,
de maaier uitschakelen en de netstekker eruit trekken.
18. Bij elektrische maaimachines mogen uitsluitend mengkabels
met tenminste 1,5mm
2
kabeldiameter van het type HO5RN-F of
HO7RN-F conform VDE-voorschrift 0282 worden gebruikt. De
connectoren van de aansluitkabels moeten van rubber of met
rubber bedekt, tegen opspattend water beschermd zijn en aan
het VDE voorschrift 0282 voldoen.
TORO kabels voldoen aan deze eis. Deze kabel moet regelma-
tig t.a.v. indicaties die op beschadigingen duiden worden
onderzocht en mag uitsluitend in onberispelijke toestand
worden gebruikt.
2.6
Veiligheid bij onderhoud en bewaring
1. Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven vast
aangedraaid zijn om een veilige bedrijfstoestand van het
apparaat veilig te stellen.
2. Grasopvangreservoir in korte, regelmatige intervallen t.a.v.
slijtage en beschadigingen controleren.
3. Om veiligheidsredenen dienen versleten of beschadigde delen
te worden vervangen.
© by The Toro Company