• Vorm altijd een ononderbroken circuit en breng de uiteinden naar de
zender.
• Om doorlaatzones te creëren kan u de twee draden vlechten. Op deze
manier zal het signaal hier geannuleerd worden.
• Vermijdt de draad te vlak bij uw huis te installeren. Het signaal kan
door de muren dringen en zou het dier binnenshuis kunnen straffen.
• Laat voldoende brede doorgangen wanneer u de draad installeert. U
laat best een minimale detectiezone van 1 m. Houd hier rekening mee
tijdens de installatie van het systeem.
2.4 Verbinding van de antennedraad met de zender
Wanneer de draad geïnstalleerd is, merkt u dat u een gesloten circuit
gevormd heeft. De uiteinden van dit circuit moeten aan de zender ver-
bonden worden. Hiervoor moet u gewoon de draad een beetje ontnaken
en in de hiervoor voorziene contacten van de zender steken.
2.4.1 De zender aanschakelen
Wanneer u de zender in het stopcontact steekt, moeten de volgende
symbolen op het scherm verschijnen :
• S11, S1,
• S2, L1, L2, L3, L4, L5, (in functie van de strafzone)
• S9, R1, R2, R3, R4, R5 ((in functie van de waarschuwingszone)
• 1a...g, 2a...g, 3a...g (in functie van de lengte van het circuit, als het
gedetecteerd is)
• S8 (als de omheining gedetecteerd is)
• S3 als een autonomie batterij gedetecteerd is
Na een zekere tijd wordt op het scherm de lengte van het circuit door de
geprogrammeerde waarschuwingsafstand vervangen.
42