4
-
OMGEVING
ACCESSOIRES
4.1 - Omgeving
Uw inzethaard kan geïntegreerd worden in een nieuwe
schoorsteen DEVILLE.
4.2 – Optionele accessoires
Het apparaat kan op verzoek uitgerust worden met :
•
Warme luchtuitlaten ∅ 125 mm ref. C07006.EU02
die het mogelijk maken om de warmte in de
aangrenzende ruimtes te verdelen (Fig. 3).
•
Dit geheel, dat optioneel wordt geleverd, moet
voor de installatie van de haard in de
schoorsteen geplaatst zijn.
•
Om de montage uit te voeren, dient u de
aanwijzingen van de handleiding bij deze optie
te volgen.
•
Een barbecue kit C07012.EA01 (Fig. 3).
4.3
-
Elektrische
blaasinrichting
- Het apparaat wordt met een flexibele kabel van een
ongeveer 1,5 m geleverd, voor aansluiting op het
elektrische netwerk. Het uiteinde bevindt zich aan de
onderkant van het deel linksachter van uw inzethaard
en u moet eraan trekken (niet te hard) om het eruit te
krijgen. U dient op de installatie te voorzien een
multipolair scheidingsapparaat met een opening-
afstand van de contacten van minstens 3 mm : dit
hulpmiddel maakt het mogelijk om het apparaat van
het elektrische netwerk te isoleren. De installatie moet
in overeenstemming met de NFC 15100 zijn, in het
bijzonder de connectie van de aarde (groene en gele
draad) zal uitgevoerd moeten worden.
- De nominale capaciteit van de blaasinrichting
bedraagt 19 W - voedingsspanning 230 V.
-
Het kan noodzakelijk zijn om de ventilator of
inzethaard uit zijn behuizing te halen: U dient hiervoor
voldoende kabellengte te reserveren zodat deze
verrichtingen uitgevoerd kunnen worden zonder druk
op de kabel te veroorzaken.
5 – VOORWAARDEN VOOR INSTALLATIE
VAN HET APPARAAT
De installatie mag niet door de gebruiker gewijzigd
worden.
Wij wijzen hierna op de te respecteren elementaire
aanbevelingen, deze vervangen in geen enkel geval de
strikte toepassing van het geheel van UTD 24-2-2.
5.1
-
Benaming
onderdelen van het rookafvoer traject (Fig. 4)
5.2 - Aard en afmetingkenmerken van het
rookkanaal waaraan het apparaat verplicht
gekoppeld moet zijn
EN
AANVULLENDE
aansluiting
van
van
de
verschillende
5.2.1 - Aard van het rookkanaal
5.2.1.1 - Bij een nieuwe buis
Gebruik van de volgende materialen :
• Bakstenen framewerk conform met NF P 51-
311.
• Beton framewerk conform met NF P 51-321.
• Samengestelde metalen buizen conform met NF
D 35-304 en NF D 35-303 of die met een
positief technisch advies voor dit gebruik.
• Bakstenen conform met NF P 51-301.
• Vuurvaste bakstenen conform met NF P 51-302.
Het
gebruik
materialen voorkomt het plaatsen van een isolatie
terplekke, met name v.w.b. de wanden van de bron
(minimale warmteweerstand: 0,43 m ² k/W).
5.2.1.2 - Bij een bestaande buis
De installateur neemt de verantwoordelijkheid voor
de bestaande delen. Hij moet de staat van de buis
de
controleren en de vereiste aanpassingen doen voor
zijn goede werking en de conformiteit met de
reglementering.
De buis dient schoongemaakt te worden en
vervolgens een zorgvuldig onderzoek te ondergaan
om het volgende te controleren :
• De compatibiliteit van de buis met zijn gebruik.
• De stabiliteit.
• De luchtledigheid en de dichtheid (bijlage II van
UTD 24-1).
Als de buis niet compatibel is, dient een buisstelsel
met behulp van een titulair procedé met een positief
technisch advies aangebracht te worden, of een
nieuwe buis.
5.2.2 - Minimale doorsnede van de buis
Reglementering
Vierkant
of
hoekig framewerk
Ronde buizen
In alle gevallen moet de doorsnede van de buis
tenminste gelijk zijn aan die van de aansluitbuis op het
apparaat.
5.2.3 - Enkele algemene aanbevelingen
•
Een goede buis moet van weinig warmte
geleidende materialen gemaakt worden opdat hij
warm kan blijven.
•
De
aankleding
buitentemperatuur te beperken tot :
- 50 ° C, in de bewoonbare ruimtes
69
van
oorspronkelijk
Mogelijke werking
open deuren
recht
Minimale doorsnede
4 dm ²
Minimale doorsnede
200 mm
van
de
geïsoleerde
Werking
gesloten deuren
Minimale doorsnede
2,5 dm ²
Minimale doorsnede
153 mm
buis
moet
de