Vermijd regen en vocht. Gebruik de camera
niet op natte plaatsen. De camera is alleen
voor het gebruik binnen bestemd. Als de
camera nat wordt, moet de stroomtoevoer
onmiddellijk onderbroken worden. De camera
moet dan vóór het opnieuw in gebruik nemen
door een servicemonteur worden
gecontroleerd. Reinig de frontplaat van het
CCD-element voorzichtig. Gebruik voor het
reinigen een niet-pluizende doek of een in
ethanol (alcohol) gedrenkt wattenstaafje.
Raak in geen geval het CCD-element met uw
vinger aan.
Richt de camera niet direct op de zon.
Voorkom dat het CCD-element van de camera
aan direct zonlicht wordt blootgesteld. Dit kan
tot permanente beschadiging van afzonderlijke
beeldopnemers leiden, die als witte punten op
het beeldscherm worden weergegeven.
Gebruik de camera alleen binnen het
voorgeschreven temperatuur-,
luchtvochtigheids- en vermogensbereik. Het
gebruik van de camera buiten het
voorgeschreven bereik kan tot een snellere
veroudering en tot een voortijdig weigeren
leiden. Een ernstige overschrijding van het
opgegeven werkgebied kan ook tot het
onmiddellijk uitvallen van de camera leiden. Alle
gegevens hierover vindt u in de technische
gegevens. Let op het juiste model camera.
Ga behoedzaam met de camera om. Let er
met name bij de installatie van de camera op
dat u deze niet aan te grote fysieke belastingen
(slagen, schokken, etc.) blootstelt. De montage
dient op een zoveel mogelijk schokvrije plaats
te geschieden. Verkeerd gebruik en transport
kan tot beschadigingen aan de camera leiden.
5. Montagetips
Wordt de camera buiten gebruikt, dan moet
deze in een geschikt weerbestendig huis
worden gemonteerd. Dit dient over voldoende
verwarming te beschikken en bovendien tegen
vocht en direct zonlicht te beschermen. Verder
wordt het gebruik van auto-iris-objectieven
aanbevolen, die zich beter op een wisselende
lichtsterkte kunnen instellen
38