15.16 Bandenspanning
De juiste bandenspanning is
belangrijk voor het verstellen van
het maaiwerk en om dus een mooi
maairesultaat te bereiken.
Door een te hoge bandenspanning
zou de grasnerf door de
bandnoppen worden beschadigd.
Afdekkap van het ventiel (1) schroeven.
Met behulp van een geschikte luchtpomp
met manometer de volgende
bandenspanningswaarden instellen:
Banden voor: 0,8 – 1,0 bar
Banden achter: 0,6 – 0,8 bar
15.17 Smeren
Beide fusees op de vooras boven beide
smeernippels aan de vooras smeren.
198
Aanwijzing
Vóór het smeren moet de vooras
door een juiste ondersteuning
worden ontlast.
De smeernippel moet elke keer
vóór het smeren worden gereinigd
om te voorkomen dat er vuil in de
fusee komt.
Verwijder uitgelopen smeervet altijd
na het smeren (afvegen).
Gebruik standaard smeervet.
Smering:
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(
13.3)
● Contactsleutel eruit trekken en op een
veilige plek bewaren.
● Handrem aantrekken. (
● Vooras ontlasten door deze te
ondersteunen (optillen). (
Met behulp van een vetspuit (niet
meegeleverd) aan beide kanten via de
smeernippel (1) smeervet erin spuiten
totdat er bij de fusees iets vet uitstroomt.
● Uitgestroomd smeervet verwijderen.
● Ondersteuning van de vooras
verwijderen.
15.18 Accuvak openen en sluiten
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(
13.3)
● Handrem aantrekken.(
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Grasopvangbox wegnemen. (
Accuvak openen:
8.14)
15.15)
Sluitmoer (1) uitdraaien en deksel van
accuvak (2) naar voor wegnemen.
Accuvak sluiten:
8.14)
13.10)
0478 192 9907 C - NL