Houtdikte
12–14 mm
15–18 mm
19–30 mm
♦
Markeer uw houten werkstukken bijv . met en om ze van elkaar
te kunnen onderscheiden (zie afb . A) .
♦
Markeer op de houten werkstukken de plaatsen die u wilt verbinden
bijv . met een
Houten werkstuk 1 bewerken
♦
Klem houten werkstuk vast aan bijv . een werktafel (zie afb . A) .
♦
Stel de boordiepte voor houten werkstuk in . Gebruik een boortje
met dieptestop . Meet de deuvellengte . Stel voor kopvlakverbindin-
gen de helft van de deuvellengte plus 1 mm plus 26 mm voor de
dikte van het product zelf in . Stel voor hoek- en T-verbindingen de
deuvellengte plus 6 mm plus 26 mm voor de dikte van het product
zelf minus de dikte van houten werkstuk in .
♦
Plaats het product op de kopse kant van houten werkstuk en
klem het vast tussen de geleidebouten . Afhankelijk van welke
boorbus u gebruikt, moet het product dienovereenkomstig worden
aangebracht (zie afb . B) .
♦
Maak het product vast aan houten werkstuk door de zijkanten
aan te drukken .
PUD 30 A1
(zie afb . A) .
∅ Boorbus/deuvel
6 mm
8 mm
10 mm
NL │ BE
│
25
■