8. Ingebruikname
• Nadat u de dieptebronpomp en de aansluiteenheid overeenkomstig hebt geplaatst en bevestigd, ver-
bindt u het netsnoer met een normale netstekker met randaarding. Voor buitenshuis gebruik moet het om
een IP44-contactdoos gaan.
De netstekker mag uitsluitend in de contactdoos worden gestopt, wanneer deze droog is. In het
andere geval bestaat levensgevaar door een elektrische schok!
Het netsnoer moet van de contactdoos weg naar beneden wijzen zodat teruglopend water aan
de kabel niet in de contactdoos kan indringen.
• Schakel de dieptebronpomp via de in-/uitschakelaar (8) aan de zijkant van de aansluiteenheid in, de
dieptebronpomp begint water aan te zuigen en via de uitlaatopening te transporteren.
Als er geen water wordt getransporteerd, bevindt er zich nog lucht in de dieptebronpomp en leiding.
Evt. kunt u het aanzuigen versnellen als u de dieptebronpomp een beetje heen en weer beweegt. Het is
mogelijk om water in de leiding te vullen (vooraf dieptebronpomp uitschakelen).
9. Uit bedrijf nemen
• Zet de dieptebronpomp aan met de aan/uit-schakelaar (8).
• Koppel de dieptebronpomp los van de netspanning. Haal de stekker uit de contactdoos.
• Trek de dieptebronpomp aan de hand van het bevestigingstouw uit het water.
De dieptebronpomp mag nooit aan het netsnoer worden uitgetrokken! Daarbij kan het snoer be-
schadigd worden. Er bestaat levensgevaar door elektrische schokken!
• Ontkoppel de slang van de dieptebronpomp.
• Laat het restwater uit de dieptebronpomp uitlopen door deze schuin te houden.
• Droog de dieptebronpomp volledig af. Wikkel dan het netsnoer op.
• In de winter dient u de dieptebronpomp in een vorstvrije en droge omgeving op te slaan.
Denk ook eraan om de slangen die buitenshuis geïnstalleerd zijn te ledigen om vorstschade te
voorkomen. Open eventuele waterkranen.
• Draag en transporteer de dieptebronpomp uitsluitend aan de behuizing. Houd deze nooit aan het netsno-
er vast.
• Na het gebruik en het ledigen zal er nog evt. een kleine hoeveelheid water in de dieptebronpomp blijven.
Bij de opslag of het transport in een voertuig moet u daarom een geschikte ondergrond gebruiken.
46