8. Ingebruikname
• Schakel de tuinpomp uit.
• Controleer de toestand van de waterfilter en reinig deze evt. onder schoon, koud, stromend water. Plaats
dan de waterfilter terug en draai de afsluitkap vast.
• Indien dit nog niet is gebeurd, sluit u de zuigleiding aan de aanzuigopening aan. Gebruik aan het uiteinde
van de zuigslang een grove filter en terugloopstop.
Om makkelijker en sneller aan te zuigen, moet u de leiding en tuinpomp zelf met schoon water
vullen. Dit geldt in het bijzonder bij grotere aanzuighoogten.
• Sluit vb. uw tuinbewateringssysteem aan de uitlaatopening aan.
• Steek de stekker in een intacte contactdoos met randaarding.
De netstekker mag uitsluitend in de contactdoos worden gestopt, wanneer deze droog is. In het andere
geval bestaat levensgevaar door een elektrische schok!
• Schakel de tuinpomp in. De tuinpomp begint nu te werken.
Als de zuigleiding en tuinpomp, zoals hierboven beschreven, met water werd gevuld, moet de
tuinpomp na enkele seconden water aan de uitlaatzijde pompen.
Open het aangesloten spuitstuk, sprinkler, sproeistaaf of sproeier zodat lucht kan worden afgevoerd en
water kan worden gepompt.
• Door het pompen van water wordt de tuinpomp gelijktijdig gekoeld. Desondanks is de tuinpomp niet voor
continu gebruik geschikt. Wij raden u aan, de tuinpomp na max. 60 minuten uit te schakelen en geheel af
te laten koelen, vóórdat u hem weer opnieuw gebruikt.
Als er geen water wordt gepompt, bevindt zich nog lucht in de tuinpomp en leiding. Als na een
minuut altijd er nog altijd geen water wordt gepompt, schakelt u de tuinpomp uit.
Plaats aan het uiteinde van de zuigleiding (die zich vb. in een waterput bevindt) een terugloopstop.
Precies bij grotere aanzuighoogten vergemakkelijkt dit het aanzuigen.
Vul de zuigleiding en tuinpomp met schoon water en start het pompen opnieuw.
46