4) Druk binnen deze 5 sec. op de gewenste knop op de
LC-afstandsbediening.
5) De led blijft 1 seconde lang branden, waarmee wordt
aangegeven dat de afstandsbediening in het geheugen is
opgeslagen, om vervolgens 5 sec. lang te knipperen,
gedurende welke periode nog een afstandsbediening in het
geheugen kan worden opgeslagen (punt 4).
6) Na afloop van de 5 sec. dooft de led, waarmee wordt
aangegeven dat de procedure beëindigd is.
7) Om andere afstandsbedieningen toe te voegen moet de
handeling vanaf punt 1) worden herhaald.
12.3.1 Op afstand LC-afstandsbedieningen in het geheugen opslaan
A l l e e n b i j L C - a f s t a n d s b e d i e n i n g e n ku n n e n a n d e re
afstandsbedieningen op afstand in het geheugen worden
opgeslagen, d.w.z. zonder op de knoppen RADIO SETUP te
drukken, maar door een eerder opgeslagen afstandsbediening
te gebruiken.
1) Neem een afstandsbediening die al op een van de 2 kanalen
(OPEN A of OPEN B) is opgeslagen.
2) Druk de knoppen P1 en P2 tegelijkertijd in en houd ze ingedrukt
tot beide leds op de kaart beginnen te knipperen.
3) Beide leds zullen 5 seconden lang langzaam knipperen.
4) Druk binnen 5 sec. op de eerder in het geheugen opgeslagen
knop van de afstandsbediening om de zelflerende procedure
op het gekozen kanaal te activeren (OPEN A of OPEN B).
5) De led op de kaart die bij het kanaal in de zelflerende fase
hoort knippert gedurende 5 sec., binnen welk tijdsbestek
de code van een andere afstandsbediening moet worden
verzonden.
6) De led blijft 2 seconde lang branden, waarmee wordt
aangegeven dat opslag heeft plaatsgevonden, om
vervolgens 5 sec. lang te knipperen, gedurende welk tijdsbestek
andere afstandsbedieningen in het geheugen kunnen worden
opgeslagen, zoals aangegeven bij punt 5, om tot slot te doven.
12.4 Procedure voor het wissen van de afstandsbedieningen
1) Om ALLE codes van de ingevoerde afstandsbedieningen te
wissen hoeft enkel de knop OPEN A of OPEN B 10 sec. lang
ingedrukt te worden gehouden.
2) De led die bij de ingedrukte knop hoort knippert gedurende 5
sec., om vervolgens de volgende 5 sec. sneller te knipperen.
3) Beide leds blijven 2 sec. lang branden om vervolgens te
doven.
4) Laat de ingedrukte knop los op het moment dat beide leds
blijven branden.
Deze handeling kan NIET ongedaan worden gemaakt.
Alle codes van de afstandsbedieningen die als OPEN A en als
OPEN B in het geheugen zijn opgeslagen zullen worden gewist.
13 INBEDRIJFSTELLING
Controleer, nadat de installatie is beëindigd, of de deur
nergens in openbare ruimten komt zoals de stoep en/of de
straat.
Controleer de status van de ingangen van de apparatuur en
controleer of alle veiligheidsvoorzieningen op correcte wijze zijn
aangesloten (de bijbehorende leds moeten blijven branden).
Voer een aantal volledige cycli uit om te controleren of het auto-
matische systeem en de daarop aangesloten accessoires goed
werken, en kijk daarbij met name naar de veiligheidsvoorzieningen
en de beknellingsbeveiliging van de aandrijving. Controleer of
het automatische systeem in staat is een obstakel op de grond
met een hoogte van 50mm te detecteren.
B r e n g d e s t i c k e r s m e t d e a a n d u i d i n g v a n d e
ontgrendelingsmanoeuvre aan in de buurt van het automatische
systeem, en breng de sticker met het gevaarsignaal goed zichtbaar
vlakbij de deur of de bedieningsinrichting aan (Fig. 32).
Geef de klant de pagina "Gebruikersgids" en toon hoe het
automatische systeem werkt en hoe de aandrijving moet
worden ontgrendeld en vergrendeld, zoals aangegeven in
deze gids.
14 KABELS VALBEVEILIGING
Sluit de kabels van de valbeveiliging aan op het klepje aan de
achterkant en op de plafonnière (Fig. 33).
15 ONDERHOUD
Controleer minstens ieder half jaar of de installatie goed
werkt, en kijk daarbij met name of de veiligheids- en
ontgrendelingsvoorzieningen goed werken.
Controleer iedere maand of de beknellingsbeveiliging goed
werkt en of hij in staat is een obstakel op de grond met een
hoogte van 50mm te detecteren.
16 REPARATIES
Wend u voor eventuele reparaties tot door FAAC erkende
servicecentra.
15
Fig. 32
Fig. 33