Omvat altijd maar één leiding. Omvat u meerdere leidingen, dan hef-
fen de stromen zich onderling op en u krijgt geen meetresultaat.
Door het continue magnetisme van de stroomsensor kan bij stroom-
meting een geringe stroomwaarde in het display worden weergege-
ven, ook wanneer geen leiding omvat wordt. Druk in dit geval vóór de
meting de REL-toets (8) om de weergave op „0" (DC-ZERO) te zetten.
b)Spannings-„V"/ frequentie-„Hz"/ duty cycle „%" meting
Voor het meten van spanningen gaat u als volgt te werk:
- Schakel het meetapparaat met de draaiknop in en kies het meetbereik „V/Hz".
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (11), het zwarte meetsnoer in de
COM-meetbus (10).
- Selecteer met de Mode-toets (7) of u gelijk- (DC) of wissel- (AC) spanning meten
wilt. De geselecteerde eenheid wordt in het display weergegeven.
- Verbind nu de beide meetpunten met het meetobject (generator, schakeling,
enz.).
- De meetwaarde wordt in het display weergegeven. De automatische bereikskeu-
ze (Auto range) selecteert automatisch het juiste meetbereik.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel het
meetapparaat uit. Draai de draaischakelaar in de stand „OFF".
Verschijnt bij gelijkspanningsmeting voor de meetwaarde een „-„
minteken, dan is de gemeten spanning negatief (of de meetsnoeren
zijn verwisseld).
Standaard is de automatische bereikskeuze (Auto range) geacti-
veerd. Dit wordt door de indicator „AUTO" in het display weergege-
ven. Met de RANGE-toets (13) kan ook een manuele bereikskeuze
worden uitgevoerd. Met elke druk op de RANGE-toets wisselt u het
meetbereik manueel. Druk de RANGE-toets ca. 2 seconden lang tot-
dat „AUTO" in het display verschijnt, om weer in de automatische
bereikskeuze te wisselen.
89