INSTALLATIE
De toegepaste branders van de gaskookplaat
vereisen geen instelling van de basislucht-
stroom.
Een correcte vlam heeft binnenin duidelijk
blauwgroene kegeltjes.
Een korte, ruisende vlam of een lange, gele,
rokende vlam zonder duidelijk afgetekende
kegeltjes wijst op een slechte kwaliteit van het
gas in de huisinstallatie of een beschadigde of
vervuilde brander. Om de vlam te controleren
moet u de brander ongeveer 10 minuten laten
branden met volle vlam en daarna de draai-
knop van het ventiel op spaarvlam plaatsen.
De vlam mag niet uitgaan of overspringen
naar de branderkoppen.
De gastoevoer naar de branders van de gas-
kookplaat staat open en is met de gewone
kranen ingesteld volgens. Bij fornuizen met
beveiliging is een kraan met een gaslekbevei-
liging toegepast volgens. De kranen moeten
ingesteld worden terwijl de brander aange-
schakeld is op spaarvlam, dit met behulp van
een regelschroevendraaier
van 2,5 mm.
Vervanging van een bran-
derkop – draai de kop
los met behulp van een
speciale dopsleutel 7 en
vervang de kop door een
nieuwe die aangepast
is aan het soort gas (zie
tabel hierboven)
De spaarvlam moet ter plaatse bij de gebrui-
ker door de installateur worden ingesteld.
Dit hangt af van het soort gebruikte gas en
gasdruk.
Opgelet!
Kleef na de instelling een etiketje met
een beschrijving van het soort gas
waaraan het fornuis aangepast is, op
het fornuis.
109