De volgende tabel toont het lasstroombereik
afhankelijk van de gekozen instelling voor
de materiaaldikte:
Ingestelde
materiaaldikte
0,8 mm
1,5 mm
2 mm
2,5 mm
3 mm
Overbelastingsbeveiliging
Het lasapparaat is beveiligd tegen thermi-
sche overbelasting door een automatische
veiligheidsinrichting (thermostaat met
automatische herinschakeling). De veilig-
heidsinrichting onderbreekt het stroomcircuit
bij overbelasting en het gele controlelampje
Overbelastingsbeveiliging
Bij activering van de veiligheidsinrichting
laat u het apparaat afkoelen (ongeveer
15 minuten.). Zodra het gele contro-
lelampje overbelastingsbeveiliging
dooft, is het apparaat weer bedrijfsklaar.
De beveiliging van de voedingsleidingen
naar de contactdozen moet voldoen aan
de voorschriften (VDE 0100). Beveiligde
contactdozen mogen met max.16 A bevei-
ligd worden (zekeringen of leidingbevei-
ligingsschakelaars) Hogere beveiligingen
kunnen kabelbrand c.q. brandschade aan
gebouwen als gevolg hebben.
Lasschild
WAARSCHUWING
RISICO VOOR DE GEZONDHEID!
Wanneer u het lasschild niet gebruikt, kan
de vlamboog UV-straling en hitte verspreiden
die schadelijk zijn voor de gezondheid en
uw ogen verwonden.
Gebruik het lasschild altijd, wanneer u last.
40
NL/BE
Lasstroombereik
25-40 A
45-55 A
78-88 A
100-110 A
110-120 A
8
brandt.
8
z Lassen
VERBRANDINGSGEVAAR!
WAARSCHUWING
Gelaste werkstukken zijn zeer heet,
waardoor u zich eraan kunt verbranden.
Gebruik altijd een tang om gelaste, hete
werkstukken te verplaatsen.
Nadat u het lasapparaat elektrisch
hebt aangesloten, gaat u als volgt te
werk:
Verbind de massakabel met de massak-
4
lem
met het te lassen werkstuk.
Let erop dat er een goed elektrisch
contact is.
Op de te lassen plaats moeten roest en
verf van het werkstuk worden verwijderd.
Kies de materiaaldikte via de draairege-
laar
7
.
Schakel het apparaat in.
Houd het lasschild
en leid het gasmondstuk
plaats van het werkstuk dat moet worden
gelast.
Druk de lasstartknop
vlamboog te produceren. Wanneer de
vlamboog brandt, voert het apparaat
draad in het smeltbad.
Wanneer de lasspleet groot genoeg is,
wordt de toorts
gewenste zijde geleid. De afstand tussen
gasmondstuk en werkstuk moet zo kort
mogelijk zijn (in geen geval groter dan
10 mm).
Pendel eventueel lichtjes om het smeltbad
een beetje te vergroten.
De branddiepte (komt overeen met de
diepte van de lasnaad in het materiaal)
moet zo diep mogelijk zijn, het smeltbad
mag echter niet door het werkstuk door-
vallen.
De slak mag pas na het afkoelen van
de naad worden verwijderd. Om een
lashandeling aan een onderbroken naad
verder te zetten:
Verwijder eerst de slak op het bevesti-
gingspunt.
23
voor het gezicht
9
naar de
11
in om een
10
langzaam langs de