nl
7 Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
6.2
Inbedrijfstellingsprocedure
7
Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
Tab.44
Controleren
Lekdichtheidstest
Elektrische aansluitingen
Schroeven en moeren
Isolatie
Filters van binnenunit(s)
Warmtewisselaar van buitenunit
Ommanteling binnen- en buitenunit(s)
Bemanteling van de buitenunit
Condensaatbak
Ventilator
Begroeiing
Bladeren en sneeuw
8
Bij storing
8.1
Foutcodes
64
Opgelet
De inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een erkende
installateur.
Schakel het systeem 8 uur vóór het eerste opstarten in om het voor te
verwarmen.
's Winters – wanneer de uitschakeling ten minste 8 uur bedraagt – moeten
verschillende functies getest worden om te controleren of de apparatuur
goed werkt.
1. Monteer alle panelen en afdekkingen op de binnen- en buitenunit.
2. Schakel de binnenunit in.
3. Schakel de koelmodus op de controller in.
4. Controleer na 3 minuten of er lucht uit de binnenunits komt.
5. Controleer of de binnen- en buitenunit geen abnormaal geluid maken.
6. Druk op de andere knoppen op de controller en controleer of de
complete unit correct werkt.
7. Schakel de verwarmingsmodus in en controleer of er warme lucht uit
de binnenunit stroomt en of de units geen abnormaal geluid maken.
Belangrijk
Inspectie en onderhoudswerkzaamheden moeten minstens één
keer per jaar door een erkende installateur worden uitgevoerd.
Controleer de werking van de installatie:
Airconditioner in koelmodus
Airconditioner in verwarmingsmodus
Gebruikersinterface (afstandsbediende controller of wandcontroller)
Uit te voeren handelingen
Lekdichtheid van het koudemiddelcircuit (gebruik een snuiverlekdetector).
Vervang defecte onderdelen en kabels.
Controleer alle schroeven en moeren (kap, houder, enz.).
Vervang beschadigde onderdelen van de isolatie.
Reinig regelmatig de filters.
Reinig de warmtewisselaar van de buitenunit met een zachte borstel of met een
zachte waterstraal (geen hogedrukspuit. Dit kan de warmtewisselaar beschadigen).
Reinig de buitenzijde van het apparaat met een vochtige doek en een zacht
schoonmaakmiddel.
Controleer periodiek op tekenen van roest of krassen. Herstel de plek met de te
kortkoming of breng indien nodig roestbestendige verf aan.
Controleer het waterniveau van de bak. In geval van stagnering moet de sifon wor
den gereinigd of moet worden gecontroleerd of de hefpomp functioneert.
Voer een visuele controle uit van de rotatie en balans. Controleer het uiterlijk en
controleer op aangehecht stof.
Verwijder buitensporige begroeiing rond de buitenunit.
Verwijder bladeren en sneeuw in de buurt van de buitenunit.
Bij een storing aan het toestel verschijnt er op de binnenunit en de
bedrade controller een foutcode.
7797831 - v04 - 07122022