Inbouw van een terugslagklep
De pompen worden in de meeste toepassingssituaties als
noodpomp gebruikt en daarom slechts zelden in bedrijf
gesteld. De pomp is daarom niet standaard voorzien van
een terugslagklep.
De reden hiervoor is dat deze onder bepaalde omstandig-
heden een nadelige invloed kan hebben op de werking
van de pomp. Is er sinds het laatste bedrijf een zeer lan-
ge tijd (maanden of jaren) verstreken, dan kan vuil (dat in
het bij het laatste bedrijf afgezogen oppervlaktewater evt.
rijkelijk aanwezig was) uit de waterzuil die op de terug-
slagklep staat, zich hebben afgezet op de terugslagklep
en verhinderen dat deze geopend wordt. Dit geldt vooral,
omdat de pomp na een langere stilstand bij elke eerste
start compleet moet ontluchten.
Het nadeel dat bij een installatie zonder terugslagklep het
uit de leiding terugstromende water met het overige rest-
water moet worden opgenomen (opgeveegd of met een
natstofzuiger verwijderd), is daarom in de meeste geval-
len te verkiezen boven een mogelijk falen van de pomp in
geval van nood. Een terugslagklep zou daarom alleen in
toepassingssituaties met frequent bedrijf (minstens 1 x
per week) gemonteerd moeten worden.
Opstelling
De pomp moet veilig op de grond geplaatst zijn, evt. af-
sluiters openen. De sensorschakelaar moet met de elek-
troden aan de onderkant op de grond worden geplaatst.
Let erop dat de onderrand van het huis van de sensorscha-
kelaar direct contact maakt met de ondergrond, om een
probleemloze werking te garanderen. De nalooptijd van de
pomp bedraagt 4 minuten, d.w.z. dat de pomp na het be-
reiken van de minimale restwater-afzuighoogte van 2 mm
(zie boven) 4 minuten blijft draaien, om evt. nastromend
water weg te pompen zonder hernieuwd uitschakelen. Is
de waterstand daarna niet weer gestegen, dan schakelt
de pomp automatisch uit.
5.3. Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk bevat alle belangrijke instructies voor het
bedieningspersoneel voor een veilige inbedrijfstelling en
bediening van de machine. Het is van belang dat de vol-
gende gegevens worden aangehouden en gecontroleerd:
•
Opstellingswijze
•
Bedrijfswijze
•
Minimale afdekking door water/Max. dompeldiepte
Na een langere stilstandtijd moeten deze gegevens
eveneens worden gecontroleerd en moeten evt. vast-
gestelde gebreken worden verholpen!
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende
Punten beslist worden nageleefd:
•
De inbedrijfstelling van de machine mag uitslui-
tend worden uitgevoerd door gekwalificeerd en
geschoold personeel met inachtneming van de
veiligheidsaanwijzingen.
•
Het voltallige personeel dat aan de machine werkt,
moet de handleiding ontvangen, gelezen en begre-
pen hebben.
•
Deze machine is alleen geschikt voor toepassing bij
de aangegeven bedrijfsvoorwaarden.
5.4. Voorbereidende werkzaamheden
De machine is volgens de nieuwste stand der techniek
geconstrueerd en gemonteerd, zodat deze onder norma-
le bedrijfsvoorwaarden lang en betrouwbaar werkt. Voor-
waarde daarvoor is echter dat u alle eisen en aanwijzingen
in acht neemt. Kleine olielekkages van de glijringafdichting
vormen geen bezwaar, maar moeten worden verholpen
voordat de pomp in de vloeistof wordt neergelaten of on-
dergedompeld.
Controleer de volgende punten:
•
Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
•
Temperatuur van de vloeistof en dompeldiepte con-
troleren – zie machinegegevensblad
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan moet
deze voor gebruik met schoon water worden door-
gespoeld, zodat afzettingen niet tot verstoppingen
leiden
•
In geval van natte installatie moet de pompput wor-
den gereinigd. Bovendien moet er bij installatie in een
pompput op worden gelet dat de pomp niet wordt
ingeschakeld door het terugstromende water.
•
Het leidingenstelsel aan druk- en zuigzijde moet wor-
den gereinigd en alle afsluiters moeten worden geo-
pend
•
Het pomphuis moet overstroomd worden, d.w.z. dat
het volledig met het medium moet zijn gevuld en dat
het geen lucht meer mag bevatten. De ontluchting
kan plaatsvinden door passende ontluchtingssyste-
men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren of toebehoren, leidingenstelsel, ophang-
voorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat le-
vensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
5.6. Motorbeveiliging
Eenfasemotor
Pompen met 230 V/1Ph-motoren zijn bij uitlevering uitge-
rust met een schakeltoestel met motorbeveiligingscha-
kelaar, aanloopcondensator en bedrijfscondensator. Deze
HOMA-schakeltoestellen zijn ook als toebehoren lever-
baar. Bij toepassing van andere schakeltoestellen moet
bij de configuratie van de motorbeveiligingschakelaar wor-
den gelet op de nominale stroom van de motor.
NEDLERLANDS | 53