7-6 VOOR HET BESTE MAAIRESULTAAT
Verwijder afval van het gazon. Zorg dat het gazon vrij is
van stenen, stokken, draadstukken of andere vreemde
voorwerpen die per ongeluk door de grasmaaier in alle
richtingen weggeslingerd kunnen worden en niet alleen
ernstig persoonlijk letsel voor de gebruiker of anderen,
maar ook schade aan eigendommen en voorwerpen in de
buurt tot gevolg kunnen hebben. Maai geen nat gras.
Maaien gaat het best als het gras niet nat is omdat het
anders aan de onderkant van het maaidek gaat plakken en
daardoor het maaien wordt gehinderd. Maai niet meer dan
1/3 van de graslengte. Voor maaien wordt aangeraden het
gras 1/3 van de lengte korter te maaien. De voorwaartse
snelheid moet zodanig aangepast worden dat het
versnipperde gras gelijkmatige over het gazon wordt
verdeeld. Speciaal tijdens het zwaar maaien van dik gras
kan het nodig zijn om de laagste snelheid te gebruiken om
de grassprieten schoon en goed te maaien. Als het gras
langer is kunt u het gazon in twee fasen maaien door de
maaihoogte nog een keer met 1/3 van de graslengte te
verlagen en misschien in een andere richting te maaien
dan de eerste keer. Door toepassing van een kleine
overlapping op elk maaipad kunt u de eventueel op het
gazon achtergebleven grassprieten opruimen. De maaier
moet altijd op het hoogste toerental draaien voor het beste
maairesultaat en om zo effectief mogelijk te maaien. Maak
de onderkant van het maaidek schoon. Zorg dat de
onderkant van het maaidek na elk gebruik wordt
schoongemaakt om ophoping van grasresten te
voorkomen waardoor een goed mulchresultaat wordt
gehinderd. Bladeren maaien. Het maaien van bladeren kan
uw gazon ten goede komen. Als u bladeren gaat maaien,
moet u zorgen dat ze droog zijn en niet in een dikke laag op
het gazon liggen. Wacht niet tot alle bladeren van de
bomen zijn gevallen voordat u gaat maaien.
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit na het
raken van een vreemd voorwerp. Maak de bougiekabel
los, controleer de grasmaaier grondig op beschadigingen
en herstel de beschadiging voordat u de grasmaaier
opnieuw gaat starten en gebruiken. Buitensporige
trillingen in de grasmaaier kunnen op een beschadiging
duiden. De grasmaaier moet onmiddellijk worden
nagekeken en gerepareerd.
7-7 GRASOPVANGBAK
Op de bovenkant van de grasopvangbak zit een niveau-
aanduiding die aangeeft of de grasopvangbak leeg of vol
is (zie afb. 32 en 33):
- De niveau-aanduiding staat open wanneer de
grasopvangbak nog niet vol zit tijdens het maaien (zie
afb. 33).
- Als de grasopvangbak vol is, zakt de niveau-
aanduiding omlaag. Nadat dit is gebeurt, stopt u
onmiddellijk met maaien en maakt u de grasopvangbak
leeg. Controleer of de grasopvangbak schoon is en het
luchtrooster open is (zie afb. 32)
BELANGRIJK
Als de opening van de niveau-aanduiding erg vuil is, zal
de niveau-aanduiding niet open gaan. In dat geval maakt
u de opening van de niveau-aanduiding onmiddellijk
schoon.
60
7-8 MAAIDEK
De onderkant van het maaidek moet na elk gebruik
worden schoongemaakt om ophoping van grasresten,
bladeren, vuil of anders te voorkomen. Als dit vuil kan
ophopen, krijgen roest en corrosie vrij baan en zal goed
mulchen niet mogelijk zijn. Het maaidek kan
schoongemaakt worden door de grasmaaier te kantelen
en schoon te schrapen met een toepasselijk gereedschap
(zorg dat de bougiekabel is losgemaakt).
7-9 DE MAAIHOOGTE INSTELLEN
LET OP: Verander in geen geval een instelling
aan de grasmaaier zonder eerst de motor uit te schakelen
en de bougiekabel los te maken.
LET OP: Voordat u de maaihoogte verandert
moet u eerst de motor uitschakelen en de bougiekabel
losmaken.
Uw grasmaaier heeft een centrale maaihoogte-
instelhendel met 8 hoogtestanden.
De hoogte (van maaimes tot grond) kan worden ingesteld
van 25 mm tot 70 mm (8 hoogtestanden) (zie afb. 34).
De onderste instelling: 25 mm (stand 1); de hoogste
instelling: 70 mm (stand 8).
1. Schakel de grasmaaier uit en maak de bougiekabel
los voordat u de maaihoogte verandert.
2. De centrale maaihoogte-instelhendel heeft
8 verschillende hoogtestanden. (zie afb. 34)
De maaihoogte verandert u door de maaihoogte-
instelhendel naar het wiel te duwen en omhoog of omlaag
te verplaatsen naar de gewenste maaihoogtestand.
8. ONDERHOUD
BOUGIE
Gebruik voor vervanging alleen originele bougies. Het
beste is om de bougie na 100 bedrijfsuren te vervangen.
REMSCHOENEN
Laat de motorremschoenen regelmatig door een
onderhoudsdienst controleren en/of vervangen; ter
vervanging kunnen alleen originele onderdelen worden
gebruikt.
9. SMERING
LET OP: MAAK DE BOUGIEKABEL LOS
VOORDAT U ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN GAAT
UITVOEREN.
1. WIELEN - Smeer de kogellagers in elk wiel minstens
een keer per seizoen met lichte olie.
2. MOTOR - Volg de aanwijzingen voor het smeren in de
gebruiksaanwijzing voor de motor op.