10.Proefdraaien
• Draadloze afstandsbediening
2 De ononderbroken zoemergeluiden zijn afkomstig uit het ontvangstgedeelte van het binnenapparaat.
3 Het knipperen van het bedieningslampje.
• Afstandsbediening met snoer
1 Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven.
• Indien het apparaat niet op de juiste manier kan worden bediend nadat het bovenstaande proefdraaien is uitgevoerd, dient u de onderstaande tabel te raadplegen om de
oorzaak weg te nemen.
Afstandsbediening met draad
PLEASE WAIT
PLEASE WAIT → Foutcode
Schermberichten verschijnen niet terwijl
de bedieningsschakelaar is ingescha-
keld (bedieningslampje licht niet op).
Bij een draadloze afstandsbediening zoals hierboven beschreven, is het volgende van toepassing:
• Er worden geen signalen van de afstandsbediening geaccepteerd.
• De OPE-lamp knippert.
• De zoemer maakt een kort piepend geluid.
Opmerking:
Bediening is niet mogelijk gedurende ongeveer 30 seconden na het annuleren van de functieselectie. (Juiste werking)
Raadpleeg de onderstaande tabel voor een beschrijving van de LED's (LED 1, 2, 3) op het bedieningspaneel binnen.
LED1 (spanning voor microcomputer)
LED2 (spanning voor afstandsbediening)
LED3 (communicatie tussen binnen- en buitenapparaat)
SLP-2AL (Voor SLZ-KA25/KA35/KA50VAL)
Fig. 10-4
60
Symptoom
LED 1, 2 (printplaat in buitenapparaat)
Gedurende
Na het oplichten van LED 1 en 2, wordt LED
ongeveer 2 minuten
2 uitgeschakeld, en blijft alleen LED 1 oplich-
na het inschakelen
ten. (Juiste werking)
Alleen LED 1 licht op. → LED 1 en 2 knippe-
Nadat ongeveer 2
ren.
minuten zijn
verstreken na het
Alleen LED 1 licht op. → LED 1 knippert twee-
inschakelen
maal, LED 2 knippert eenmaal.
Geeft aan of er spanning voor de bediening wordt geleverd. Zorg ervoor dat deze LED brandt.
Geeft aan of er spanning aan de afstandsbediening wordt geleverd. Deze LED brandt alleen wan-
neer het binnenapparaat is aangesloten op het koeleradres "0" van het buitenapparaat.
Geeft de toestand van de communicatie tussen de binnen- en buitenapparaten aan. Zorg ervoor dat
deze LED altijd knippert.
F
• Gedurende ongeveer 2 minuten na het inschakelen is het
gebruik van de afstandsbediening niet mogelijk vanwege het
opstarten van het systeem. (Juiste werking)
• Het aansluitstuk voor het beschermingsapparaat van het
buitenapparaat is niet aangesloten.
• Draai de fasebedrading om of open deze bij het aansluitblok
(L1, L2, L3) van het buitenapparaat.
• Onjuiste bedrading tussen het binnen- en buitenapparaat
(onjuiste polariteit van S1, S2, S3)
• Snoer van de afstandsbediening is te kort.
10.5. Afvoerleidingen controleren
10.5.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 10-4)
• Controleer tijdens het proefdraaien of het water goed wordt afgevoerd en er geen
water lekt uit de verbindingen.
• Controleer dit tijdens de installatie, ook als de unit op dat moment niet hoeft te
koelen of drogen.
• Controleer de afvoerleidingen ook voordat de plafondinstallatie wordt afgerond in
een nieuw gebouw.
(1) Verwijder de kap van de watertoevoerinlaat en voeg met bijvoorbeeld een water-
pomp ongeveer 1000 cc water toe. Let er hierbij goed op dat u geen water morst
in het mechanisme van de afvoerpomp.
(2) Schakel de noodwerkingsschakelaar (koelen) op het rooster in.
(3) Controleer dat water wordt afgevoerd via de afvoeruitlaat.
(4) Plaats de kap terug en isoleer de stroomvoeding nadat u de afvoerleidingen hebt
gecontroleerd.
(5) Plaats de afvoerplug terug nadat u het afvoersysteem hebt gecontroleerd.
A Steek het uiteinde van de pomp 3 tot 5 cm
naar binnen.
B Kap van watertoevoerinlaat
C Ongeveer 1000 cc
10.5.2. Voor de afstandsbediening met kabel
(1) Verwijder het deksel van de waterinlaatopening en vul circa 1000 cc water bij,
bijvoorbeeld met behulp van een waterpomp. Let er hierbij goed op dat u geen
water morst in het mechanisme van de afvoerpomp.
(2) Controleer of er na het omschakelen van de afstandsbedieningsstand naar de
teststand (koelstand), water uit de afvoeruitgang komt.
(3) Installeer het deksel weer en isoleer de voedingsleiding, nadat u de afvoer heeft
gecontroleerd.
(4) Nadat u heeft gecontroleerd of het afvoersysteem goed functioneert, kunt u de
aftapplug weer aanbrengen.
Oorzaak
D Water
E Afvoerplug
F Noodwerkingsschakelaar (koelen)