Armleuningen instellen en verwijderen
De rolstoel wordt compleet geleverd met gemonteerde
armleggers. De armleggers zijn uitwisselbaar.
U kunt de armleuning naar achteren zwenken door de
ontgrendelingshendel aan de voorkant van de armleuning
te bedienen en deze ingedrukt te houden terwijl u gelijk-
tijdig de armleuning omhoog trekt, totdat de armleuning
vrij is. Vervolgens kunt u de armleuning naar achteren
wegzwenken. (afb. 9+10).
Parkeerrem instellen en gebruiken
Bij levering is de parkeerrem volgens de configurati-
etoestand correct ingesteld. Als u de wielpositie hebt
gewijzigd, moet de instelling van de remmen eventu-
eel ook worden gewijzigd. Daartoe draait u de beide
schroeven aan de onderzijde van de betreffende rem
los en verschuift u de hele eenheid over de geleider zo
dat er 10 cm afstand is tussen de rembout en de band.
Haal vervolgens de beide schroeven weer aan, zodat de
parkeerrem optimaal is ingesteld. (afb. 11).
Controleer of alle schroeven zijn teruggeplaatst en
zijn aangehaald!
Als u de parkeerrem wilt gebruiken, drukt u de remhendel
krachtig naar voren totdat deze voelbaar vastklikt. De
parkeerrem is dan geactiveerd. Als u de rem wilt deac-
tiveren, trekt u de remhendel weer naar u toe zodat de
rem wordt ontgrendeld. (afb. 12+13).
Controleer altijd of de parkeerrem is vergrendeld
door te proberen of u de rolstoel kunt bewegen.
Om een transfer te maken van of naar de rolstoel
kunt u de remhendel wegklappen om de transfer
te vereenvoudigen. Om de remhendel weg te
klappen moet u eerst aan de hendel trekken. U
kunt hem daarna omklappen. (afb. 14+15).
Handrem (optioneel) instellen en gebruiken
Bij levering is de optionele handrem voor de begeleider
correct ingesteld. Als de rem niet naar wens werkt, kan
deze door uitdraaien van de instelschroef sterker en door
indraaien zwakker worden ingesteld. Om de rem in te
stellen, draait u eerst de contramoer los en daarna kiest
u de gewenste instelling. Vervolgens moet u absoluut de
contramoer weer aanhalen. Houd daarbij de instelschroef
vast met een tang. (afb. 16).
Als de begeleider de rolstoel moet afremmen, trekt hij/
zij aan de grepen van de beide remgrepen. Wilt u de
remmen vergrendelen (bijvoorbeeld om te parkeren),
dan kunt u de remgrepen vergrendelen in de remstand
door de vergrendelingsklep met een vinger naar voren
te drukken tot deze vastklikt. Wanneer u de rem weer
wilt ontgrendelen, drukt u aan de achterkant op de ver-
grendelingsklep. (afb. 17+18).
Als u wegloopt van een rolstoel waarop iemand
zit, is het van het grootste belang dat u ook de
parkeerrem activeert (zie de vorige alinea).
9
11
12
14
9
16
17
10
13
15
18
NL
19