nl Reiniging en onderhoud
Apparaat inschakelen
▶
Op
drukken.
→ Afb.
11
a De statusindicatie is wit verlicht.
Apparaat uitschakelen
▶
Op
drukken.
a De statusindicatie gaat uit.
Turbomodus gebruiken
Voorwaarde: Het apparaat is inge-
schakeld.
→ "Apparaat inschakelen",
Pagina 110
▶
Op
drukken.
→ Afb.
12
a De statusindicatie knippert snel wit.
Zuigen met extra accessoires
De gewenste accessoires bevesti-
1.
gen op de zuigbuis of de appa-
raataansluiting.
→ Afb.
13
De accessoires na gebruik in het
2.
1
basisstation
→ Afb.
14
Reiniging en onderhoud
Reinig en onderhoud uw apparaat
zorgvuldig om er voor te zorgen dat
het lang goed blijft werken.
Schoonmaakmiddelen
Gebruik alleen geschikte schoon-
maakmiddelen.
1
Afhankelijk van de apparaatuitvoering
110
plaatsen.
LET OP!
Bij gebruik van ongeschikte schoon-
maakmiddelen of een ondeskundige
reiniging kan het apparaat bescha-
digd raken.
▶
Geen scherpe of schurende reini-
gingsmiddelen gebruiken.
▶
Geen sterk alcoholhoudende reini-
gingsmiddelen gebruiken.
▶
Geen harde schuursponsjes of af-
wassponsjes gebruiken.
▶
Vaatdoekjes voor het gebruik gron-
dig uitwassen.
Apparaat reinigen
Voorwaarde: Het apparaat is uitge-
schakeld.
→ "Apparaat uitschakelen",
Pagina 110
Het apparaat loskoppelen van de
1.
1
laadkabel
.
Het apparaat en de accessoires
2.
reinigen met een zachte doek en
een gangbaar schoonmaakmiddel
voor kunststof.
Stofreservoir leegmaken
Maak het stofreservoir uiterlijk leeg
nadat het vulniveau de markering
heeft bereikt. Voor een goed re-
sultaat moet het stofreservoir na ge-
bruik altijd worden leeggemaakt.
Voorwaarde: Het apparaat is uitge-
schakeld.
→ "Apparaat uitschakelen",
Pagina 110
Het vulniveau van het stofreservoir
1.
controleren.
→ Afb.
15