8.
INSPECTIE EN LEIDINGISOLATIE
Voor de leidinginstallateurs, de elektriciteitmonteurs
en de personen die het proefdraaien uitvoeren
• Open nooit de afsluiter voordat de isolatiemeting van het hoofd-
voedingscircuit is uitgevoerd. De gemeten isolatiewaarde is lager
als de meting wordt uitgevoerd met de afsluiter geopend.
• Open de afsluiter nadat de inspectie en het vullen met koelmiddel
is voltooid. De compressor zal niet goed functioneren als de con-
densatie-unit wordt gebruikt met de afsluiter dicht.
8-1 Lektest/vacuümdrogen
In het apparaat zit koelmiddel.
Zorg dat de vloeistof- en gasafsluiters dicht zijn wan-
neer een lektest of vacuümdrogen van de plaatselijke
leidingen wordt uitgevoerd.
[Voor de leidinginstallateurs]
Voer nauwkeurig de volgende inspectie uit nadat de leiding-
werkzaamheden zijn voltooid.
• Om ervoor te zorgen dat de condensatie-unit de vereiste druk kan
weerstaan en om binnendringen van vreemde bestanddelen te
voorkomen, moet u het speciale R410A gereedschap gebruiken.
• Om ervoor te zorgen dat de condensatie-unit de
vereiste druk kan weerstaan en om binnendrin-
gen van vreemde bestanddelen (water, vuil en
Drukmeter
stof) te voorkomen, moet u een speciale R410A
Vulslang
drukmeter en vulslang gebruiken. Speciaal
R410A gereedschap en speciaal R407C
gereedschap verschilt in de schroefspecificatie.
• Let goed op dat de pompolie niet terug-
stroomt naar het systeem wanneer de
pomp niet in werking is.
Vacuümpomp
• Gebruik een vacuümpomp die vacuüm-
pompen mogelijk maakt tot –100,7 kPa (5
Torr of –755 mmHg).
Gas voor gebruik
• Stikstofgas
bij lektest
• Lektest
Breng het hogedrukgedeelte van het systeem (vloeistofleidingen)
op 3,8 MPa (38 bar) druk en het lagedrukgedeelte van het
systeem (gasleidingen) op de ontwerpdruk (*1) van de binnenunit
(niet meegeleverd) vanaf de onderhoudsaansluiting (*2) (de
ontwerpdruk mag niet overschreden worden). Het systeem is in
orde als de druk niet lager wordt over een periode van 24 uur.
Als de druk lager wordt, controleer dan op lekkages en repareer
deze.
• Vacuümdrogen
Sluit voor minimaal 2 uur een vacuümpomp op de onderhoud-
saansluitingen (*) van de vloeistof- en gasleidingen aan en pomp
een vacuüm tot –100,7 kPa of lager. Laat het apparaat voor min-
maal 1 uur op een druk van –100,7 kPa of lager en controleer of
de aflezing op de vacuümmeter niet hoger wordt. Als de druk
hoger wordt, is er restwater in het systeem of heeft het systeem
een lekkage.
*1 Neem vooraf contact op met de fabrikant voor verdere informatie
over de ontwerpdruk van de binnenunit (niet meegeleverd).
*2 Zie het instructielabel op het voorpaneel van de buitenunit (zie
hieronder) voor de plaats van de onderhoudsaansluiting.
Label
Nederlands
Plaats van instructielabel
Afsluiter
gasaanvoerzijde
Drukverminderingsklep
R410A
Meter
Wordt gebruikt
voor bijvullen van
Opmerking:
koelmiddel
Aansluiten van de drukmeter en de
vacuümpomp
VOORZORGSMAATREGELEN
• Voer nauwkeurig een lektest en vacuümdrogen uit via de onder-
houdsaansluitingen voor zowel de vloeistof- als gasafsluiters.
• Gebruik vulslangen (voorzien van een drukstang) bij gebruik van
de onderhoudsaansluitingen.
Wanneer er water in de leidingen binnendringt
Voer in de volgende gevallen eerst het hiervoor beschreven vacuüm-
drogen voor 2 uur uit:
Als het product bij regenachtig weer is geïnstalleerd, als er kans
bestaat op condensvorming in de leidingen omdat het installatiewerk
lange tijd in beslag heeft genomen of als er om een andere reden
mogelijk regenwater in de leidingen terecht is gekomen.
Vervolgens brengt u met stikstofgas een druk aan van maximaal
0,05 MPa (voor vacuümafbraak) en pompt dan met een vacuüm-
pomp een vacuüm tot –100,7 kPa of lager voor 1 uur (voor vacu-
ümdrogen).
Herhaal de vacuümafbraak en het vacuümdrogen als de druk niet tot
–100,7 kPa of lager zakt na minimaal 2 uur vacuümpompen. Houd de
vacuümtoestand 1 uur aan en controleer of de aflezing op de vacu-
ümmeter niet hoger wordt.
8-2 Werkzaamheden voor warmte-isolatie
• Zorg dat u de warmte-isolatie van de leidingen uitvoert na de lek-
test en het vacuümdrogen.
• Zorg dat u de warmte-isolatie uitvoert van de vloeistof- en
gasleidingen van de verbindingsleidingen. Het is anders mogelijk
dat er water lekt.
• Zorg dat de vloeistof- en gasverbindingsleidingen geïsoleerd
worden. Als dit niet wordt gedaan, kan er waterlekkage optreden.
Gebruik de volgende gegevens als richtlijn bij het uitkiezen van de
dikte van de isolatie.
• Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding 0°C
Minimale ingaande temperatuur van gasleiding
–20°C (MT (Middelmatige Temperatuur))
–40°C (LT (Lage Temperatuur))
• Verstevig het isolatiemateriaal voor de koelmiddelleidingen al
naargelang de omgeving van de thermische installatie. Het is
anders mogelijk dat er condensvorming optreedt op het isolati-
emateriaal.
• Als het condenswater op de afsluiters naar de binnenunit-kant
zou kunnen stromen via de opening tussen het isolatiemateriaal
en de leidingen, omdat de buitenunit boven de binnenunit is geïn-
stalleerd of om een andere reden, moet u de vereiste
maatregelen treffen zoals stuiken van de koppelstukken (zie de
onderstaande afbeeldingen).
• Bevestig de afdekking van de leidinguitlaat bij een geopende uit-
drukopening. Als er kleine dieren via de leidinguitlaat naar binnen
kunnen komen, bedekt u de leidinguitlaat met afdekmateriaal
(niet meegeleverd) na het uitvoeren van de stappen in
"10. KOELMIDDEL BIJVULLEN" (zie de onderstaande afbee-
ldingen).
Gebruik de leidinguitlaat voor werkzaamheden die vereist zijn bij
het uitvoeren van de stappen in "10. KOELMIDDEL BIJVULLEN"
(bijv. het naar binnen halen van de vulslang).
Onderhoudsaansluiting
van afsluiter
Afsluiter
vloeistofzijde
Vulslang
Afsluiter
Buitenunit
Naar
binnenunit
Vacuümpomp
Plaatselijke leidingen
15