vlakke ondergrond op de hoogte van de grasnerf
worden geplaatst. Zorg ervoor dat de omgeving
vlak en droog is. Kies een plaats in de schaduw,
aangezien de accu het best wordt geladen in een
koele omgeving. Zorg er bovendien voor dat de
begrenzingsdraad minstens 2 m vóór het laad-
station (19) recht wordt gelegd (afbeelding 5a).
Bochten vlak voor het laadstation (19) kunnen
tot moeilijkheden leiden bij het aandokken om te
laden.
5.4.2 Lokalisering van het laadstation
Wanneer de accu bijna leeg is, dan keert de
maairobot terug naar het laadstation (19) door de
begrenzingsdraad (18) tegen de klok in te volgen
tot aan het station (19). Let er daarom op dat het
laadstation (19) correct uitgericht wordt geplaatst
(afbeelding 5b).
5.4.3 Aansluiting van het laadstation aan de
voedingseenheid
1. Voordat u het laadstation (19) verbindt met de
stroomtoevoer moet u controleren of de net-
spanning 100-240 V bij 50/60 Hz bedraagt.
2. Verbind de voedingseenheid (13) recht-
streeks met een contactdoos. Gebruik de
kabel voor geen enkele andere toepassing.
3. Gebruik geen beschadigde voedingseenheid
(13). Wend u bij schade aan kabels of aan de
voedingseenheid (13) voor vervanging me-
teen tot een erkende vakman.
4. Laad de maairobot niet op in een vochtige
omgeving. Laad de maairobot niet op bij tem-
peraturen hoger dan 40 °C of lager dan 5 °C.
5. Houd de maairobot en de voedingseenheid
(13) uit de buurt van water, warmtebronnen
en chemicaliën. Houd de kabel van de voe-
dingseenheid (13) om schade te vermijden
weg van scherpe randen.
6. Verbind de voedingseenheid (13) met het
laadstation (19) (afbeelding 5c).
Om de accu van de maairobot al tijdens de ins-
tallatie te laden schakelt u de robot eerst via de
hoofdschakelaar (7) in en plaatst u deze in het
laadstation (19).
5.4.4 Informatie over het laadproces
De maairobot keert in een van de volgende situa-
ties terug naar het laadstation (19):
•
U stuurt de maairobot handmatig terug.
•
De laadtoestand van de accu daalt onder
30%.
•
De dagelijkse werktijd is verstreken.
•
De regensensor heeft gereageerd.
Anl_FREELEXO_SMART_SPK13.indb 194
Anl_FREELEXO_SMART_SPK13.indb 194
NL
•
De maairobot is oververhit.
•
De modus 'Randmaaien' resp. 'Spot Mowing'
werd gestart buiten het ingestelde werkvens-
ter en door de maairobot afgesloten.
Daarbij rijdt de maairobot langs de begrenzings-
draad (18) automatisch tot aan het laadstation
(19).
Wanneer de maairobot terug naar het laadstation
(19) rijdt, dan zoekt hij zelf de begrenzingsdraad
(18) en rijdt tegen de klok in hierlangs (18).
Tijdens het laden van de accu brandt de LED-
indicatie (21) aan het laadstation (19) rood.
Als de LED-indicatie (21) aan het laadstation
(19) groen brandt, dan geeft dit aan dat de accu
volledig is geladen. Nadat de accu volledig is op-
geladen hervat de maairobot het werk weer, of hij
blijft tot aan het volgende werktijd venster in het
laadstation (19).
Als er zich bij het terugrijden naar het laadstation
(19) een hindernis bevindt op de begrenzings-
draad (18), dan blijft de maairobot na meerdere
pogingen voor de hindernis staan en kan deze
niet terugkeren naar het laadstation (19). Verwi-
jder alle hindernissen op de begrenzingsdraad
(18).
Indien de temperatuur van de accu 45 °C over-
schrijdt, dan wordt het laadproces afgebroken om
schade aan de accu te vermijden. Nadat de tem-
peratuur weer is gedaald, wordt het laadproces
automatisch voortgezet.
Indien de temperatuur van de besturing van de
maairobot 65 °C overschrijdt, keert de maairobot
terug naar het laadstation (19). Nadat de tem-
peratuur weer is gedaald, wordt het werk weer
hervat overeenkomstig de instellingen.
Indien de accu leeg raakt voordat de maairobot
terugkeert naar het laadstation (19), dan kan de
robot niet meer worden gestart. Breng de maai-
robot terug naar het laadstation (19) en laat de
hoofdschakelaar (7) ingeschakeld. De maairobot
wordt automatisch opgeladen.
5.5 Begrenzingsdraad
OPGELET! Doorgesneden begrenzingsdra-
den en gevolgschade vallen niet onder de
garantie!
5.5.1 Leggen van de begrenzingsdraad
De begrenzingsdraad (18) kan zowel op de grond
als in de grond worden gelegd. Bij harde of droge
grond kunnen de bevestigingshaken (14) bij het
inslaan breken. Bevochtig het gras vóór het aan-
brengen van de begrenzingsdraad als de grond
erg droog is.
- 194 -
26.09.2023 13:53:39
26.09.2023 13:53:39