Bevochtigerstand instellen
1. Roep het patiëntenmenu op en blader naar de instelling voor de bevochtigerstand.
of:
Bij ingeschakeld apparaat: Houd de bevochtigertoets ingedrukt tot de actuele
instelling verschijnt.
2. Om de verwarmingstrap te veranderen drukt u meerdere malen op de softstart-toets (+)
of de bevochtigertoets (-), tot de gewenste stand wordt weergegeven.
Als u 's morgens droge ademwegen heeft, is de verwarmingscapaciteit te laag
ingesteld. Kies dan een hogere instelling.
Wanneer er tijdens een therapienacht condenswater in de ademslang wordt gevormd,
is de verwarmingscapaciteit te hoog ingesteld. Kies dan een lagere verwarmingstrap.
3. Om de instelling op te slaan en het menu te verlaten, drukt u op de in-/uitschakeltoets/
ESC of u wacht tot het menu automatisch beëindigd wordt.
Ademluchtbevochtiger uitschakelen
U hebt twee mogelijkheden om de ademluchtbevochtiger uit te schakelen:
– Druk op de bevochtigingstoets van uw therapieapparaat.
Het bevochtigingsymbool
ingeschakeld.
of:
– Druk op de in-/uitschakeltoets van uw therapieapparaat.
De ademluchtbevochtiger wordt samen met het therapieapparaat uitgeschakeld. Als
u het therapieapparaat weer inschakelt, wordt ook de ademluchtbevochtiger
automatisch weer ingeschakeld en met de verwarmingscapaciteit van de vorige
therapie toegepast.
Automatische uitschakeling
Als het therapieapparaat een te gering vulniveau in de ademluchtbevochtiger vaststelt,
schakelt deze de ademluchtbevochtiger binnen 15 minuten uit. Het bevochtigingsymbool
in het display gaat uit.
3. Druk op de bevochtigertoets van uw therapieapparaat.
Het bevochtigingsymbool
bevochtigerstand (hier stand 3) worden op het display
van het therapieapparaat weergegeven.
in het display gaat uit. Het therapieapparaat blijft verder
, en de indicatie van de
NL
Bediening
75