10. Ingebruikneming
a) Carrosserie afnemen
De carrosserie wordt met vier klemmen beveiligd die uit de bouten getrokken moeten worden. Daarna kan de carrosserie
naar boven weggenomen worden.
b) De antennekabel van de ontvanger leggen
De antennekabel van de ontvanger is bij de levering van het voertuig in de regel opgerold. Wikkel de antennekabel
volledig af, en maak hem voorzichtig glad.
Voer haar door het antennebuisje en steek het antennebuisje in de houder op het voertuig.
Als er een rubberen dop voor het antennebuisje werd meegeleverd, dan verhindert dit na het opsteken op het uiteinde
van het antennebuisje het wegglijden van de kabel.
Let er op dat de antennekabel niet in de aandrijving komt.
Kort de antennekabel nooit in, daardoor neemt de reikwijdte af. Wikkel overtollig antennedraad, die niet
meer in het antennebuisje past, niet op! Laat hem eenvoudig los boven uit het antennebuisje hangen.
c) Het accupack in het voertuig plaatsen
Let op!
U mag het accupack nog niet met de rijregelaar verbinden.
Onder in het midden van het voertuig bevindt zich de houder voor het accupack. De bevestiging van de accupack
gebeurt met klittenband. Plaats het accupack in de houder. Gebruik een gewoon NiCd-/NiMH-racing pack met 6
cellen.
Gebruik geen LiPo-accupack, omdat de rijregelaar geen onderspanningsbeveiliging heeft voor LiPo-
accu's. Door diep ontladen worden LiPo-accu's onbruikbaar!
d) Accu's/batterijen in de zender plaatsen
Leg als dat nog niet gebeurde accu's resp. batterijen in de zender. Let op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie de
opdruk in het batterijvak van de zender. Voor het openen van het batterijvak wordt het batterijvakdeksel gewoon naar
voor geschoven en daarna afgenomen.
79