W 600 Flexio 18V
15. Instelling van de luchthoeveelheid (Afb. 11)
Afhankelijk van de viscositeit (vloeibaarheid) van het te verspuiten materiaal
i
en de aard van het te coaten object kan het zinvol zijn de luchthoeveelheid te
variëren. Zeer dunvloeibare materialen, zoals waterige beits, hoeven niet met de
maximale luchthoeveelheid te worden verstoven. Het is aan te raden daarbij de
luchthoeveelheid te reduceren en daardoor de spuitnevel te minimaliseren. Dat
geldt ook bij gebruik van de Detail spuitopzet en de Corner&Reach spuitopzet
(accessoires).
Verhoog de luchthoeveelheid door op de + knop te drukken (afb. 11, 1) en verlaag het
Verhoog de luchthoeveelheid door op de + knop te drukken (afb. 11, 1) en verlaag het
door op de - knop te drukken (afb. 11, 2).
door op de - knop te drukken (afb. 11, 2).
dunvloeibare materialen
dunvloeibare materialen
dikvloeibare materialen (bijv. binnenwandverf )
dikvloeibare materialen (bijv. binnenwandverf )
16. Spuittechniek
Het spuitresultaat wordt grotendeels bepaald door hoe glad en schoon het
Het spuitresultaat wordt grotendeels bepaald door hoe glad en schoon het
i
te spuiten oppervlak vooraf is gemaakt. Behandel het oppervlak daarom
te spuiten oppervlak vooraf is gemaakt. Behandel het oppervlak daarom
zorgvuldig voor en houd het stofvrij.
zorgvuldig voor en houd het stofvrij.
•
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
•
Dek schroefdraden en dergelijke aan het spuitobject af.
Belangrijk: Begin buiten het te spuiten oppervlak en voorkom
Belangrijk: Begin buiten het te spuiten oppervlak en voorkom
i
onderbrekingen binnen het te spuiten oppervlak.
onderbrekingen binnen het te spuiten oppervlak.
•
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo
blijft tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd
gelijk. Kies een afstand van 5 - 15 cm, afhankelijk van de gewenste straalbreedte. Bij
de verwerking van binnenwandverf moet de afstand ca. 20-30 cm (lengte ca. één
roerstaaf ) bedragen.
Afb. 12 A/12 B:
Afb. 12 C:
•
Beweeg het spuitpistool gelijkmatig heen en weer of op en neer, afhankelijk van de
instelling van de spuitstraalvorm.
•
Gelijkmatige bewegingen met het spuitpistool geven een uniforme
oppervlaktekwaliteit.
Belangrijk: Mondstuk en luchtkap tijdens het
i
gebruik regelmatig afvegen, zodat het mondstuk
niet verstopt raakt
GOED gelijkmatige afstand tot het object.
FOUT ongelijke afstand heeft een ongelijke verfaanbrenging als
resultaat.
Niveau 1 tot niveau 3
Niveau 1 tot niveau 3
Niveau 3 tot niveau 5
Niveau 3 tot niveau 5
DE
NL
79