6 Bijkomende functies
6.1 De handmatige bereikselectie
Het meetbereik voor een meetfunctie is steeds
automatisch optimaal ingesteld, als links bo-
venaan het display de melding "AUTO" staat.
1) Druk op de toets RANGE (1) om een auto-
matisch geselecteerd bereik vast te houden.
De melding "AUTO" verdwijnt van het dis-
play.
2) Telkens u op de toets RANGE drukt, wordt
naar een volgend hoger bereik geschakeld.
Hierdoor neemt de resolutie van de geme-
ten waarde af, maar wordt evenwel verhin-
derd dat de meter continu omschakelt, wan-
neer de gemeten waarde tussen twee berei-
ken schommelt.
Als het hoogst mogelijke meetbereik is
bereikt, schakelt u weer naar het kleinste
bereik, als u nogmaals op de toets drukt. Als
u een te laag bereik hebt geselecteerd,
wordt "OL." (overload = overbelast) weerge-
geven.
3) Om terug te schakelen naar de automati-
sche bereikselectie, houdt u de toets
RANGE ca. 2 seconden ingedrukt tot op het
display opnieuw de melding "AUTO" ver-
schijnt, of tot u met de draaischakelaar (10)
een andere meetfunctie selecteert.
6.2 Meetwaarde vasthouden
U kunt een meetwaarde die op het display
wordt weergegeven, vasthouden om b.v. de
waarde beter te kunnen aflezen nadat u de
meetpennen van het meetobject hebt afgeno-
men. Druk hiervoor op de toets HOLD (7). Bo-
venaan het display verschijnt de melding
"HOLD".
Om naar de huidige meetwaarde terug te
schakelen, schakelt u de functie met de toets
HOLD opnieuw uit ("HOLD" gaat uit). De func-
tie is ook uitgeschakeld, als met de draaischa-
kelaar (10) een andere meetfunctie wordt ge-
selecteerd.
6.3 Meting van relatieve waarden
Ten opzichte van een bepaalde meetwaarde
kunnen resulterende afwijkingen worden weer-
gegeven. De functie kan bij het meten van
stroom, spanning, weerstand en capaciteit
worden ingeschakeld.
1) Voer een meting uit. Bij weergave van de
gewenste referentiewaarde drukt u op de
toets REL (8). Bovenaan het display ver-
schijnt de melding "REL".
De functie kan niet worden ingeschakeld, als
op het display de melding "OL." staat.
2) Als de meetwaarde wijzigt, wordt de afwij-
king ten opzichte van de referentiewaarde
weergegeven.
De automatische bereikselectie is uitge-
schakeld bij het meten van de relatieve
waarden. Zodra het meetbereik wordt over-
schreden, verschijnt op het display de mel-
ding "OL.".
3) Om de meting van relatieve waarden onge-
daan te maken, drukt u opnieuw op de toets
REL. Druk zo nodig opnieuw op de toets
RANGE om de automatische bereikselectie
te activeren (houd de toets RANGE ca. 2 se-
conden ingedrukt). Door het omschakelen
naar een meetfunctie wordt de meting van
relatieve waarden eveneens uitgeschakeld.
7 Zekeringen vervangen
Als het meten van stroomwaarden niet moge-
lijk is, moet u de interne zekeringen controle-
ren en door gekwalificeerd personeel laten ver-
vangen.
WAARSCHUWING Haal de meetpennen van
1) Draai de zes schroeven voor plaat van de
behuizing (twee schroeven bevinden zich
onder de opstellingsbeugel) en neem de
plaat van de behuizing weg.
2) Vervang defecte zekeringen alleen door ze-
keringen van hetzelfde type:
µA- und mA-bereik: F500 mAH/1000 V
10 A-bereik:
3) Schroef de plaat van de behuizing opnieuw
vast. Neem het instrument pas dan opnieuw
in gebruik.
de meetpunten en ver-
breek de verbinding met
de aansluitjacks, alvo-
rens de behuizing te ope-
nen. Anders loopt u het ri-
sico van een elektrische
schok.
F10 AH/1000 V
NL
B
41